Economie

Voedselzekerheid bepaalt stabiliteit in de wereld

De stabiliteit in de wereld wordt de komende decennia bepaald door voedselzekerheid. Dat verwacht boerenvoorman Albert Jan Maat. Europa moet af van „het oude denken” over landbouw. Vergroenen is prima, maar dan wel in de betekenis van meer eten produceren met minder grondstoffen.

10 November 2012 18:51Gewijzigd op 15 November 2020 00:12Leestijd 8 minuten
De subsidies die boeren krijgen zijn nu nog gebaseerd op de hoeveelheid melk, suiker of vlees die ze in het verleden produceerden. Straks krijgen ze een vast bedrag per hectare, gekoppeld aan verplichte vergroening. Foto William Hoogteyling
De subsidies die boeren krijgen zijn nu nog gebaseerd op de hoeveelheid melk, suiker of vlees die ze in het verleden produceerden. Straks krijgen ze een vast bedrag per hectare, gekoppeld aan verplichte vergroening. Foto William Hoogteyling

De opening van het academisch jaar van de Wageningse universiteit liep deze keer uit op een kleine rel. Bestuursvoorzitter Aalt Dijkhuizen durfde een lans te breken voor intensieve landbouw als hét antwoord op het wereldvoedselvraagstuk. Het leverde hem de toorn op van zo ongeveer het hele groene establishment.

De karikatuur was natuurlijk snel gemaakt: de hooggeleerde heer droomt van megastallen vol varkens en ‘plofkippen’, van nog meer koeien die nooit meer in de wei aan het gras mogen ruiken en van eindeloze velden vol genetisch gemanipuleerde granen waar multinationals en boeren grof geld aan verdienen.

Maar dat is onterecht. Dijkhuizen wil juist toe naar een landbouw die het milieu spaart, die minder grondstoffen gebruikt en die dierenwelzijn hoog in het vaandel heeft staan. Maar ook een landbouw die voldoende veilig voedsel van goede kwaliteit produceert voor een wereldbevolking die in 2040 naar verwachting 9 miljard mensen telt. Dat vraagt om voortdurende technologische vernieuwing.

Los van de vraag of hij het in alles met Dijkhuizen eens is, onderstreept Albert Jan Maat in ieder geval het belang van een innovatieve landbouw. Volgens de voorzitter van land- en tuinbouworganisatie LTO-Nederland –tevens vicevoorzitter van de Europese boerenbond Copa-Cogeca– wordt voedselzekerheid het thema van de toekomst. „De stabiliteit van regeringen hangt ervan af: de Arabische lente begon drie jaar geleden met voedselrellen. Voedsel zal de rol van militaire macht overnemen. De strategische vraag waarover de Verenigde Naties zich straks zullen buigen, is hoe de wereld aan eten komt”, zegt Maat.

Europa kan en moet volgens Maat het voortouw nemen bij de broodnodige uitbreiding van de wereldvoedselproductie. De grond is er, de kennis is er en de boeren zijn er. Het landbouwbeleid van de Europese Unie moet daarop inspelen, vindt hij.

Het zogenoemde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gaat de komende jaren drastisch op de schop. EU-landbouwcommissaris Ciolos lanceerde eind 2011 zijn plannen voor de periode 2014-2020. De discussie daarover is in volle gang en moet de komende maanden tot een afronding komen.

De onzekerheid onder boeren is groot. In Ciolos’ voorstel zullen subsidiestromen ingrijpend veranderen en moeten boeren meer werk maken van ”vergroening”. Bovendien wil hij op termijn naar een herverdeling van de landbouwgelden ten gunste van de nieuwe lidstaten: onder meer Nederland en Duitsland moeten dan inleveren, Oost-Europa krijgt er geld bij. Na 2020 krijgen alle boeren in de hele EU hetzelfde vaste subsidiebedrag per hectare.

Dat Europa zijn boeren überhaupt subsidieert, heeft alles te maken met het verleden. De oprichters van de Europese Gemeenschap wilden zeker zijn van een stabiele voedselvoorziening met gunstige prijzen voor de consument en een redelijk inkomen voor de boer. Daarvoor moest de landbouwproductie omhoog en werd de interne markt door handelsbarrières beschermd tegen de grillige prijsschommelingen op de wereldmarkt.

De boeren kregen aanvankelijk subsidie volgens het principe ”hoe meer je levert, hoe meer geld je ontvangt”. De ontwikkeling van de landbouw werd bevorderd door onderzoek, onderwijs en voorlichting. Vooral Nederland was daar heel goed in. Vandaag is ons land een agrarische grootmacht en na de Verenigde Staten de tweede exporteur van land- en tuinbouwproducten ter wereld.

Het GLB is wat dit betreft een groot succes, stelt Maat. De Europeanen hebben eten in overvloed, voor een redelijke prijs en geproduceerd onder strenge eisen op het gebied van voedselveiligheid, milieubelasting en dierenwelzijn. „De consument zit voor een dubbeltje op de eerste rang. In de EU besteden we maar 10 procent van ons inkomen aan eten. Dat is belachelijk weinig. Eigenlijk zijn we als Europeanen verwend”, vindt de LTO-voorzitter.

De kosten van dit landbouwbeleid voor de belastingbetaler vind hij alleszins te rechtvaardigen. „Kijk eens naar Nederland. Onze land- en tuinbouw is, inclusief verwerking, goed voor 65 miljard euro omzet. Vanuit Brussel krijgen we zo’n 900 miljoen euro subsidie. Dat is nog geen 2 procent van wat we bijdragen aan de Nederlandse economie. Dat lijkt me een hele gunstige verzekeringspremie voor voldoende voedsel van hoge kwaliteit.”

In de jaren tachtig dreigde het GLB aan zijn eigen succes ten onder te gaan. De tot dan ongelimiteerde productie leidde tot overschotten, met name in de zuivel. De boterbergen konden alleen tegen hoge kosten op de wereldmarkt worden verkocht. Invoering van de melkquotering zette voorlopig een rem op de productie.

Vanaf 1990 kwamen meer hervormingen van het GLB op gang. Productie en subsidies werden geleidelijk losgekoppeld, boeren kregen in plaats daarvan directe inkomenssteun. De zogeheten bedrijfstoeslagen zijn tot nu toe gebaseerd op historische rechten, zeg maar de hoeveelheid melk, vlees of suiker die de boer onder het oude systeem al produceerde.

Ciolos wil daar vanaf. Hij wil 70 procent van de inkomenssteun onderbrengen in een vaste basispremie per hectare landbouwgrond. De hoogte van deze premie verschilt (voorlopig) per land of regio.

De andere 30 procent wordt een vergroeningspremie. Die is gekoppeld aan voorwaarden: oud grasland mag niet meer worden omgeploegd tot bouwland, akkerbouwers moeten een deel van hun grond omzetten in natuur en ook de opvolging van gewassen –de vruchtwisseling– moet aan bepaalde regels voldoen. Wie zich niet aan deze voorwaarden houdt, krijgt geen vergroeningspremie en raakt bovendien een deel van zijn basispremie kwijt.

LTO wil dat die koppeling van tafel gaat. Bovendien wil de organisatie de vergroening anders invullen. Het principe achter Ciolos’ plannen dat de landbouw meer ruimte moet maken voor natuur noemt Maat het „oude denken.” In het licht van het voedselvraagstuk is dat een achterhaald verhaal. „Een geitenwollensokkenvoorstel. Extensiveren, braak leggen van landbouwgrond, minder produceren, meer natuur: dat is het beleid van gisteren, ingegeven door de overschotten uit de jaren tachtig. Die overschotten zijn allang weggewerkt. Europa is vandaag zelfs de grootste importeur van voedsel uit ontwikkelingslanden. Van alle gebieden met een landbouwbeleid hebben wij de meest open grenzen”, aldus de LTO-voorzitter.

Maat benadrukt dat LTO voorstander is van verduurzaming van de landbouw. „Maar wij willen dat bereiken door innovatie: meer en beter produceren met minder grondstoffen. Dat doen we in Nederland met onze veehouderij en onze akkerbouw. Onze boeren zijn juist koplopers op dit terrein. Onze landbouw is de kraamkamer van de wereld, met onze Wageningen University, met ons onderwijs, ons onderzoek en ons bedrijfsleven.”

Onderzoeksinstituut LEI heeft de gevolgen van Ciolos’ plannen voor Nederland doorgerekend. Dat bleek schrikken. Alle Nederlandse boeren samen ontvangen –als de plannen niet gewijzigd worden– 8 procent minder subsidie. Gemiddeld leveren ze 1800 euro per jaar in. De individuele gevolgen zijn soms nog veel desastreuser.

Bedrijven met vleeskalveren gaan er ruim 36.000 euro op achteruit, akkerbouwers met zetmeelaardappelen 19.000 euro en melkveehouders 7000 euro. LTO pleit daarom voor een ruime overgangsperiode van het oude naar het nieuwe model. Maat: „Minstens zeven jaar. En de overgang moet sociaal verantwoord gebeuren. We verwachten dat het kabinet ons daarin steunt.”

Vooropstaat voor Maat dat de Nederlandse landbouw zijn vooraanstaande rol moet kunnen vasthouden. De Europese inkomenssteun is daarvoor onmisbaar. Terwijl Ciolos’ het totale GLB-budget in stand hield, zit er nu misschien wel een korting aan te komen.

De LTO-voorzitter kijkt met spanning uit naar de top van de Europese regeringsleiders eind deze maand. Zij moeten knopen doorhakken over de meerjarenbegroting 2014-2020 van de Europese Unie. Dan zal ook duidelijk worden welke kant het op gaat met het landbouwbudget, dat zo’n 30 procent van de EU-begroting omvat.

De komst van het nieuwe kabinet heeft Maat er niet geruster op gemaakt. VVD en PvdA willen dat de EU bezuinigt maar in tegenstelling tot het oude kabinet willen ze daarbij het GLB niet ontzien. Dat is tegen de afspraken met LTO, stelt Maat. „De dag na de bekendmaking van het regeerakkoord kregen wij van premier Rutte een brief waarin hij zei dat hij zijn uiterste best zou doen om de Nederlandse belangen veilig te stellen. Daar willen we hem aan houden.”

Maat maakt zich groter zorgen over de continuïteit van de Nederlandse inbreng in Brussel. „Het is al heel vervelend om net op het einde van de race een wisseling van bewindspersonen te hebben. Als Nederland nu ook nog eens gaat zwabberen met zijn standpunt en roept dat de landbouw wel met minder geld toe kan, plaatsen we onszelf buiten de discussie. Zoiets ondermijnt de Nederlandse onderhandelingspositie.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer