Prof. H. van den Belt: Reformatieherdenking missionaire kans
Het is niet zeker of Maarten Luther zijn 95 stellingen op 31 oktober 1517 heeft vastgehecht aan de deur van Wittenbergs slotkapel. Het is ook onwaarschijnlijk dat hij in Worms de woorden „Hier sta ik, ik kan niet anders” heeft uitgesproken. Toch blijft het zinvol om de Reformatie te herdenken. Daarbij moet niet de nostalgie, maar de inhoud centraal staan.
De jaarlijkse herdenking is meestal geen missionair gebeuren, maar het vijfde eeuwfeest van de Reformatie, in 2017, biedt wel nieuwe kansen. Er ligt een uitdaging om de Bijbelse boodschap breder voor het voetlicht te brengen. In de aanloop naar dat eeuwfeest moeten de reformatorische kerken met hun erfenis naar buiten treden. De door meer dan 100.000 mensen bezichtigde tentoonstelling over Calvijn in 2009 in Dordrecht bewijst dat het kan.
De stichting Refo500 werkt aan een heruitgave van de acta van de Synode van Dordrecht. Het is daarbij zeker een uitdaging om de theologische boodschap van Dordt –een synode die vooral vanwege een conflict bekendstaat– te vertalen naar de actualiteit van de moderne seculiere Nederlander. Reformatorische kerken moeten daarbij helpen. De historie is een voertuig voor de verspreiding van het Evangelie.
Gemakkelijk is het misschien niet, maar wie meteen in een kramp schiet en zegt dat de Dordtse Leerregels zich daar helemaal niet voor lenen, mist een kans. De thema’s van Dordt –vrijheid, verantwoordelijkheid, volharding– zijn nog altijd actueel en relevant.
Het is een kunst om die thema’s zo te communiceren dat ze moderne seculiere mensen aan het denken zetten. Het moet toch mogelijk zijn om de boodschap van ”sola gratia” te verbinden aan de discussies over de vrije wil, waar bijvoorbeeld onder anderen neurologen zich mee bezighouden.
Penitentie
De herdenking van de Reformatie kan aan diepte winnen door de oorspronkelijke intentie van Luther, om de katholieke kerk te hervormen, voor het voetlicht te halen. Theologisch trekt hij de lijnen van de genadeleer van Paulus en Augustinus radicaal door. Zo radicaal dat de cirkel van de boetedoening breekt en de christen in de vrijheid staat.
Omdat de Wittenbergse doctor in de theologie zich opwindt over het misbruik dat de kerk maakt van de aflaat, stelt hij in oktober 1517 academische stellingen op. Die beginnen met de woorden: „Toen onze Heer en Meester Jezus Christus zei: „Doet boete etc.” wilde Hij dat het hele leven van de gelovigen uit boete zou bestaan.”
Deze stellingen zijn alleen maar te begrijpen tegen de achtergrond van de middeleeuwse cyclus van penitentie, het Latijnse woord voor boete. Om in de staat van genade terug te keren, moet de christen zijn zonden belijden in de biecht, krijgt hij de vrijspraak in de absolutie en is hij verplicht om de opgelegde sanctie uit te voeren. Dat laatste om herhaling te voorkomen en de oprechtheid van het berouw te bewijzen.
Zo’n boetedoening kan bestaan uit het doen van een aantal gebeden of uit een pelgrimage. Door een aflaat te kopen, kun je deze straf afkopen, net zoals je soms bij de rechtbank kunt kiezen tussen een boete en de gevangenis.
De gedachte dat je met een aflaat vergeving kunt kopen, is in strijd met de katholieke theologie. De preken van aflaatpredikers als Johann Tetzel wekken ten onrechte de indruk dat met de straf ook de schuld verdwijnt. Als Tetzel de aflaat zelfs uitbreidt naar de boetedoening in het vagevuur, en op de emoties speelt door te beschrijven hoe overleden dierbaren daar lijden, is voor Luther de maat vol.
„Daarom dwalen die aflaatpredikers die zeggen, dat door de aflaten van de paus de mens van alle straf gered en bevrijd wordt.” Let wel, Luther wil de aflaat niet afschaffen, maar stelt dat die alleen betrekking kan hebben op kerkelijke sancties, en niet op goddelijke straffen. Daarom is er voor het vagevuur, waar Luther op dat moment nog in gelooft, geen aflaat.
Hoezeer Luther op dat moment nog denkt in voorreformatorische categorieën blijkt uit de stelling dat niemand zeker kan zijn van de oprechtheid van zijn berouw, en dus nog veel minder van de volledige vergeving. In 1517 is Luther nog niet zo stellig over de geloofszekerheid.
De inhoud van de genadeleer is wel al in de stellingen terug te vinden. „Iedere christen die oprecht berouw heeft, heeft ook zonder aflaat volkomen vergeving van schuld en straf, en iedere christen, hetzij dood of levend, heeft deel aan alle goederen van Christus en van de kerk.”
Toch staat die genade niet los van het sacrament en de ambtelijke bediening van de kerk. Luther schrijft zelfs dat je het aandeel van de paus in de vergeving niet mag verachten. De kerk zegt via het ambt aan de berouwvolle zondaar de goddelijke vergeving toe.
Luther legt alle nadruk op het ware berouw. Als je oprecht berouw hebt, verlang je volgens Luther zelfs naar de straf en bemin je die. De aflaat maakt mensen echter onverschillig, en staat daarom het oprechte berouw in de weg. Er is een onmiskenbaar verband tussen Luthers nadruk op de volgorde van Wet en Evangelie, van berouw en geloof en de middeleeuwse cyclus van boetedoening. Er is alleen genade als je de straf bij voorbaat omhelst.
Legende
De doctor uit Wittenberg kiest voor de academische vorm van thesen om een discussie uit te lokken. In 1547, een jaar na Luthers dood, schrijft Phillip Melanchthon in het voorwoord van Luthers verzamelde werken dat hij op 31 oktober 1517 de stellingen vastgehecht heeft aan de deur van de slotkapel.
In 1961 beweert de Duitse rooms-katholieke Lutheronderzoeker Erwin Iserloh echter dat het om een legende gaat. Zijn belangrijkste argumenten zijn dat Luther er zelf nergens over schrijft en dat Melanchthon geen ooggetuige is. Luther stuurt wel op 31 oktober de stellingen met een brief aan aartsbisschop Albrecht von Mainz. Het tegelijk aanslaan van de stellingen zou een provocatie geweest zijn. Als de stellingen rond de jaarwisseling in Leipzig gedrukt worden, betreurt Luther zelfs aanvankelijk de verdere verspreiding.
Uiteraard is Iserloh ook weersproken. Volgens de statuten van de universiteit Wittenberg moesten alle openbare aankondigingen vastgenageld worden aan de kerkdeuren. Voor Luther en voor de bisschop was het van belang dat de thesen een officiële universitaire status hadden en verder reikten dan de privémening van een monnik. Luther doet eigenlijk niets opzienbarends. In de kerkdeuren van Wittenberg zaten wel meer spijkergaatjes.
In 2006 ontdekte Martin Treu een handgeschreven opmerking van Luthers secretaris Georg Rörer (1492-1557) uit 1544. In de kantlijn van een Nieuw Testament staat: „Op de avond voor Allerheiligen in het jaar 1517 heeft doctor Martin Luther in Wittenberg op de deuren van de kerken zijn aflaatstellingen bekendgemaakt.” Als het waar is, hingen de stellingen dus ook aan de deur van de Marienkirche, de stadskerk van Wittenberg. Dat stemt overeen met de academische statuten.
Trente
Hoe het ook zij, Luther is alleen te verstaan vanuit de context van de middeleeuwse kerk. Die kerk is door de Reformatie gesplitst. Protestanten denken nog te vaak dat de kerk waar Luther mee brak dezelfde is als de latere en huidige Rooms-Katholieke Kerk. Maar ook bij Rome heeft zich een ontwikkeling voorgedaan.
Het verschil is zo groot dat de Contrareformatie in het huidige onderzoek veelal de ”katholieke reformatie” heet. Centraal staat daarbij het concilie van Trente, dat tussen 1545 en 1563 in drie fasen bijeenkomt. Dit concilie heeft de katholieke kerk wezenlijk veranderd. Het centraliseert de macht, uniformeert de praktijk en herformuleert de geloofsleer van de kerk.
Tegenover de drie sola’s plaatst Rome drie keer het woordje en: Schrift en traditie, genade en verdienste, geloof en werken. Trente maakt van de katholieke middeleeuwse kerk een Rooms-Katholieke Kerk. Voor de radicale augustijnse genadeleer, die vóór de Reformatie nog binnen de bandbreedte van de katholieke kerk past, is na Trente geen ruimte meer.
Sommige protestanten bepleiten terugkeer naar Rome. Zij beweren vaak dat de huidige Rooms-Katholieke Kerk niet te vergelijken is met de kerk van de renaissancepausen waar Luther mee heeft gebroken. Daar zit een kern van waarheid in, maar het is een halve waarheid.
De Rooms-Katholieke Kerk is niet meer corrupt, maar de theologische kloof is dieper dan ooit. Was de Rooms-Katholieke Kerk nog maar de kerk van de middeleeuwen, dan was hervorming van het leven door vernieuwing van de theologie nog mogelijk. Trente heeft alles dichtgespijkerd.
Dat betekent echter niet dat samenwerking met rooms-katholieke christenen verkeerd is. Je kunt de geschiedenis niet terugdraaien, maar je kunt wel veel van de geschiedenis leren, zeker als je daar vanuit verschillende perspectieven naar kijkt. Dan moffel je de verschillen niet weg, maar breng je die zo scherp mogelijk voor het voetlicht.
Rome is weliswaar niet veranderd, maar de context waarin christenen nu staan, is wel veranderd. Bovendien speelt een deel van de herdenkingsactiviteiten zich ook af op academisch niveau. Dan is samenwerking met historici van andere confessies nog weer iets anders dan het beleggen van oecumenische kerkdiensten.
Moker
Ook over de woorden van Luther op de rijksdag in Worms is discussie. Gevraagd om zijn geschriften te herroepen, beroept hij zich op de Schrift en op dat wat eruit afgeleid kan worden. „Mijn geweten is gevangen in Gods Woord. Ik kan en ik wil niet herroepen, omdat het veilig noch eerlijk is om tegen je geweten te handelen. Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij. Amen.”
De woorden „Hier sta ik, ik kan niet anders” komen niet voor in het officiële verslag, maar zijn waarschijnlijk later toegevoegd. De Britse Reformatiekenner Diarmaid MacColluch noemt deze woorden de gedenkwaardigste uitspraak die Luther nooit gedaan heeft.
Het is opvallend dat deze wetenschappelijke discussies na ruim een halve eeuw zo slecht zijn doorgedrongen tot het grondvlak van de reformatorische kerken. Het verhaal van de monnik die met zijn mokerslagen de middeleeuwse kerk te morzel sloeg, is blijkbaar te mooi om niet waar te zijn.
Toch is dat mooie verhaal misschien niet zo onschuldig als het lijkt. Het suggereert ten onrechte dat Luther breekt met de middeleeuwse kerk om een eigen kerk te stichten. De Hervorming is geen afscheiding, maar een grote schoonmaak. De echte breuk met de katholieke, de algemene christelijke kerk, vindt plaats in Trente. Daar wordt de katholieke kerk rooms en houdt zij op algemeen te zijn.
De bestudering van de kerkgeschiedenis is belangrijk, zelfs als legendes sneuvelen. Maar de ware schat van de kerk is niet de historie, maar „het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God”, aldus Luther, in stelling 62.