Geloofsbrieven
Johannes 6:27
„Want Deze heeft God de Vader verzegeld.”
Christus wilde niet zonder een opdracht komen, omdat de gelovige anders geen grond zou hebben om in Hem te geloven. Hoe zouden wij gerustgesteld en tevreden kunnen zijn dat Hij inderdaad de ware Messias is, als Hij Zijn opdracht aan de wereld niet had geopenbaard en het zegel van Zijn Vader, dat eraan bevestigd was, niet had getoond?
Als Hij zonder Zijn ”geloofsbrieven” van de hemel was gekomen en tegen de wereld alleen gezegd had dat de Vader Hem gezonden had en dat zij Hem alleen op Zijn Woord hadden te geloven, wie zou zijn geloof op dit getuigenis alleen hebben kunnen bouwen? Dit is dan ook de ware betekenis van Johannes 5:31: „Indien Ik van Mijzelf getuig, Mijn getuigenis is niet waarachtig.”
Hoe dat zo? U zult zeggen: Is dit niet in tegenspraak met Johannes 8:14: „Hoewel Ik van Mijzelf getuig, zo is nochtans Mijn getuigenis waarachtig.” Daarom moet u de waarheid verstaan, niet zoals ze tegenover de werkelijkheid gesteld is: Als Ik alleen Mijn getuigenis gegeven had en geen bewijs van Mijn Vader daarbij getoond had, dan was Mijn getuigenis waardeloos en ongeldig geweest volgens menselijke wetten. Maar nu is alle twijfel uitgesloten.
Uit dit alles blijkt de onredelijkheid van het ongeloof. Zij die Christus verwerpen, hebben weinig aan te voeren dat zij zo handelen.
John Flavel, predikant te Dartmouth
(”Preken”, 1671)