De opleiding trok in het schooljaar 2007-2008 nog maar 6081 deelnemers. In het jaar 2011-2012 waren dat er bijna 22.000. Dat is een stijging van een kleine 16.000 studenten, oftewel 261 procent meer.

Andere opleidingen die flink groeiden waren Vervoer (79 procent), Kunst, ruimtelijke presentatie en communicatie (65 procent) en Brood- en banketbakkerij en overige voedingsindustrie (53 procent).

„Het mbo werkt anders dan het hbo of een universiteit. Een student moet een stageplek hebben om een opleiding te kunnen volgen. Dit zijn de sectoren waar veel vraag is naar mensen”, legde een woordvoerster van de MBO Raad uit. „Het is niet per se zo dat studenten een studie gaan doen omdat ze die leuk vinden en daarna wel zien of er werk is.”

Volgens haar zitten scholen dagelijks om de tafel met het regionale bedrijfsleven om te bepalen waar extra krachten nodig zijn. „Neem bijvoorbeeld het vervoer. De NS mag dan in zwaar weer zitten, er is wel behoefte aan extra machinisten. Die leiden wij op. Zo gaat het in andere sectoren ook, de beschikbare stageplaatsen zijn in feite een graadmeter voor de arbeidsmarkt. ”

Tegelijk benadrukt de woordvoerster dat het heel lastig is om toekomstgericht op te leiden. „Het aantal mensen dat bijvoorbeeld nu opgeleid wordt tot maatschappelijk dienstverlener kan te groot zijn. De arbeidsmarkt is heel lastig te voorspellen en kan veranderen. Anderzijds kunnen mbo’ers makkelijk doorstromen naar het hbo en bovendien is het arbeidsperspectief van mbo-opgeleide mensen nog altijd heel behoorlijk.”