Expositie over ontdekkingen van bibliotheek Utrecht: een schatkamer
UTRECHT – Een schatkamer voor onderzoekers. Zo noemt conservator Bart Jaski de Bijbel van ds. Gerard Johan Nahuys die sinds zaterdag te zien is in een kleine expositie in Museum Catharijneconvent in Utrecht.
De Bijbel is onderdeel van de tentoonstelling ”Hemelse ontdekkingen”, over de belangrijkste vondsten die de laatste jaren bij de Universiteitsbibliotheek Utrecht zijn gedaan.
De Bijbel van de voetiaanse theoloog en hoogleraar Nahuys (1738-1781) is daar een voorbeeld van. „Deze Bijbel kwam in ons bezit via een particulier. Die wilde hem niet verkopen aan boekhandelaren vanwege het bijzondere karakter van deze Bijbel. Het is een doorschoten exemplaar, dat betekent dat om de bladzijde een witte pagina is toegevoegd. Daarop zijn tal van aantekeningen over de tekstuitleg gemaakt. Het is een soort studiebijbel”, vertelt Jaski, conservator handschriften en oude drukken van de universiteitsbibliotheek.
De vorige eigenaar wilde ook voorkomen dat de vele brieven die in de Bijbel lagen, eruit gehaald zouden worden. „Die brieven hóren bij deze Bijbel. Ze zijn afkomstig van met Nahuys bevriende theologen die met hem correspondeerden over de uitleg van Bijbelteksten.”
De conservator laat een van de brieven zien, van de theoloog Peter Abresch (1736-1812). „Deze gaat over de interpretatie van de Petrusbrief, maar ook over het inenten van kinderen. Abresch schrijft erin: „Wij zijn de laatste voetianen.” Zo leefde dat kennelijk.”
De Bijbel van Nahuys is een studie waard, omdat hij „een van de grote beloftes van zijn tijd was. Hij is predikant geweest in Ede, Oud-Beijerland, Middelburg, Rotterdam en Amsterdam. In 1780 werd hij hoogleraar in de godgeleerdheid en kerkelijke geschiedenis in Leiden. Kort daarna stierf hij, slechts 43 jaar oud.”
Buchelius
Een vitrine verder ligt een ander interessant document. Het is een dagboek van de hand van Arnold Buchelius (1565-1641). „Hij was een Utrechter. Zeer belezen. Advocaat. Ouderling. Oorspronkelijk rooms-katholiek, maar later protestants. En een amateurhistoricus. Buchelius hield nauwgezet een dagboek bij. Daar heeft hij een samenvatting van gepubliceerd. We hebben zo een heel mooie schets van het leven in die tijd. Buchelius maakte niet alleen verslagen, maar ook tekeningen, bijvoorbeeld een aanzien van de stad Utrecht. Hij beperkte zich in zijn reisverslagen niet tot Nederland, maar reisde ook naar Parijs, Duitsland en Italië.” Het Latijnstalige boek is gedigitaliseerd en wordt door een vrijwilliger in het Nederlands vertaald.
Jaski en zijn collega, conservator kaarten en atlassen Marco van Egmond, zijn ook trots op de 16e-eeuwse kaart van de stad Utrecht die ze kunnen laten zien. Van Egmond: „Graveur en zilversmid Adam van Vianen publiceerde die in 1598. Hij geeft de stad tamelijk betrouwbaar weer. Het is de eerste plattegrond van Utrecht die in de stad zelf is vervaardigd, gedrukt en uitgegeven.”
De kaart is opgenomen in een uitgave uit 1651. „Het boek bevat een wervende beschrijving van de stad Utrecht. Tot de gouden eeuw was Utrecht de belangrijkste stad van de Noordelijke Nederlanden. Dat veranderde na de val van Antwerpen. Toen kwam Amsterdam sterk op. Utrecht probeerde zich meer in de kijker te spelen. Ook bij studenten en wetenschappers. Een soort citymarketing”, licht Van Egmond toe.
Flentge
De kleine expositie laat vooral het licht vallen op het bijzondere werk van Johannes Flentge (1874-1941). Deze meestersteenhouwer was in de periode van 1902-1932 betrokken bij de restauratie van de Utrechtse dom. „Flentge was gefascineerd door de middeleeuwse bouwkunst. Door het trekken van lijnen en cirkels op plattegronden en constructietekeningen probeerde hij een soort goddelijke symmetrie in de dom en andere oude gebouwen te ontdekken.” De grote tekenvellen aan de muren van het Catharijneconvent laten bouwtekeningen zien vol met lijnen, cirkels, pentagrammen en bogen in allerlei kleuren.
De tekeningen werden in 2008 op de zolder van het Kunsthistorisch Instituut in Utrecht teruggevonden en aan de universiteit overgedragen. „Ze verkeerden in slechte staat.”
Het werk van Flentge is niet van grote waarde voor de bouwhistorie of bouwkunde, maar is vooral opmerkelijk en sprekend voor zijn tijd, zegt Jaski. „Begin 20e eeuw verschenen boeken als ”Meetkunde en mystiek”. Daar past dit bij. Architectuurhistorici vinden het interessante tekeningen, maar kijken er ook met een brede glimlach naar”, vat hij de betekenis van het werk van Flentge –18 oktober is er een lezing over hem– samen.
De expositie toont slechts een deel van de gevonden schatten. Op de site over bijzondere collecties (www.uu.nl/bibliotheek/bijzonderecollecties) is een gedeelte van de vondsten in detail te bewonderen.