Kerkblad over Olympische Spelen: Een millioen gulden! En dat in dezen tijd van bezuiniging!
AMSTERDAM – Eén miljoen gulden trok de Nederlandse regering uit voor de Olympische Spelen die in 1928 in Amsterdam zouden worden gehouden. „Een millioen gulden!” schreef ds. C. Lindeboom in 1925 in het Noord-Hollandsch Kerkblad. „En dat voor een sportfeest! En dat in dezen tijd van bezuiniging!”
De gereformeerde predikant uit Amsterdam was de enige niet die zich verontwaardigd uitliet over het bedrag dat minister J. Th. de Visser (CHU) van Onderwijs in de aanloop naar de negende olympiade beschikbaar had gesteld (ter vergelijking: de kosten van de 30e olympiade die momenteel plaatsheeft in Londen, worden geraamd op zo’n 13 miljard euro).
„Wij willen onze onkunde wel bekennen, als wij verklaren niet te begrijpen, hoe de regeering er toe gekomen is om ten behoeve van de Olympische Spelen een bedrag van niet minder dan een millioen gulden beschikbaar te stellen”, schreef De Waarheidsvriend, het orgaan van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, hetzelfde jaar. „Eenerzijds bezuinigt zij op alles, zelfs op de meest nuttige zaken. Wij juichen dit toe om de groote landsbelangen, welke daarbij zijn betrokken. Maar anderzijds handelt zij met het steunen der Olympische Spelen op een wijze, alsof het geld maar voor het grijpen ligt.”
Het gereformeerde blad De Reformatie constateert in genoemd jaar evenwel dat er „al meer teekening” komt „in de oppositie tegen het subsidiëeren van de Olympische Spelen. Een deel van de Roomsche pers schaart zich ook daarbij. Zelfs de socialistische ”Voorwaarts” sluit er zich bij aan en durft daarin van ”Het Volk” af te wijken.”
Het argument dat Nederland door van subsidiëring van het internationale evenement af te zien „voor de oogen van heel de wereld een figuur zal slaan”, munt volgens De Reformatie „niet uit door kracht.” Bovendien zou Nederland „een goed figuur in moreelen zin maken. Het zou ons land tot eere strekken, dat het, waar het vanwege de Olympische Spelen onzedelijkheid en Zondagsontheiliging vreest, onvoorwaardelijk voor de gunst bedankte om deze Sportfeesten hier te houden.”
Wat de zondag betreft: „dankbaar” stelt De Waarheidsvriend enige tijd later vast dat de regering heeft bedongen dat er op die dag geen wedstrijden zullen plaatshebben. „Nederland belijdt met het eeren van den Zondag zijn Protestantsch-christelijk karakter. Daarvan kunnen nu alle naties kennis nemen” (overigens woonde koningin Wilhelmina weliswaar de opening van de Spelen niet bij, maar de sluitingsceremonie, op een zondag, wel).
Toch, vervolgt het blad, „kunnen wij niet zeggen dat wij ook voldaan zijn, want het groote bezwaar dat wij tegen de Olympische Spelen als zoodanig hebben, werd niet weggenomen.”
Dat bezwaar, alsook het feit dat ze hun oorsprong hebben in het „heidensche Griekenland”, keert ook in later jaren regelmatig terug. In het blad In het Spoor wordt in 1986 SGP-voorman ds. G. H. Kersten geciteerd, die het in 1925 tijdens het Tweede Kamerdebat over het voorstel om 1 miljoen gulden subsidie te verstrekken, zo verwoordde: „Mijnheer de Voorzitter! Door en door zedeloos en onteerend zijn dergelijke spelen. Dat een miljoen wordt beschikbaar gesteld, is een bezwaar, dat eerst in de tweede plaats komt. (…) Het zou mij om de eere Gods en het heil des lands een blijdschap zijn, als Nederland voor goed geschrapt zal worden uit de rij der landen, die om beurten een Olympiade te organiseeren krijgen. Ik kan niet anders zien dan dat in de strekking der Olympische Spelen niet ligt de bedoeling ter eere Gods, ja, zij zijn mijns inziens lijnrecht in strijd met het Apostolisch Woord: „Hetzij dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter eere Gods.””
Een bezwaar dat na 1968 en 1972 nogal eens klinkt, is het „grimmig karakter” dat de Spelen in die jaren kenmerkte. „In 1972 werd de wereld opgeschrikt door de laffe Palestijnse aanslag op de Israëlische sportploeg voor de spelen in München: elf mensen lieten het leven!” memoreert ”C. D. te G.” in 1984 in (orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland; artikel 1 en artikel 2). En de „spelen gingen gewoon door”, signaleert de ”kroniekschrijver” van het Gereformeerd Weekblad in 1972, „en overstemden de rouwkreten van zoveel mensen in Israël, die over het algemeen toch al zo diep getroffen waren in de laatste wereldoorlog. Men deed alsof er niets was gebeurd.”
In het jaar dat de Olympische Spelen in Nederland plaatshebben, 1928, houdt de latere christelijke gereformeerde hoogleraar G. Wisse in de lutherse kerk in Amsterdam een lezing onder de titel ”Van Golgotha naar de Olympiade” (download in pdf, 3Mb). Deze „tijdrede” verschijnt nadien in brochurevorm en wordt ook later nog vaak geciteerd. In het kader van de Olympische Zomerspelen van 2008 bijvoorbeeld, in De Saambinder, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten. Ook een preek van ds. M. Hofman uit Krabbendijke uit 1928 wordt later uitgegeven, titel: ”Israël en de vreemden, of het kwaad der Olympiade in Nederland”.
Overigens kan de kroniekschrijver van De Reformatie in 1928 niet veel waardering opbrengen voor de brochure van ds. Wisse (die eerder de Gereformeerde Kerken had verlaten). „De titel staat me al tegen.”
In het Gereformeerd Weekblad (2004) citeert ds. W. van Gorsel ds. Wisses tijdrede echter met instemming, rond de Olympische Spelen in Athene: „De titel zegt al genoeg: het is óf-óf. Op Golgotha is het beslissende gebeurd en Hij Die aan het kruis hangt is mijn leven geworden. Of ik moet het door mijn prestaties zelf verdienen.”
digibron.nl/OS2012 voor onder meer de brochure van ds. G. Wisse.