School mocht moslimvrouw weigeren
De protestants-christelijke basisschool Prinses Margriet in Tiel mocht een klassenhulp weigeren vanwege haar islamitische geloof. Volgens de Commissie Gelijke Behandeling heeft de school wel onderscheid gemaakt op grond van godsdienst, maar laat de wet dat in een dergelijke situatie toe.
De moslimvrouw werd twee jaar geleden bij de Prinses Margrietschool gedetacheerd in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden. Ze had al eens stage gelopen op deze school. De school bood haar de mogelijkheid om twee jaar lang werkervaring op te doen als klassenassistent.
Tegen het eind van de periode voelde de directeur er wel voor om haar een vaste baan aan te bieden. Dat besprak hij ook met haar. Het aanstellen van de werkzoekende was voor de school aantrekkelijk vanwege uitzicht op subsidie.
Het bestuur van de vereniging waaronder de school valt, blokkeerde een benoeming echter. Na een diepgaande discussie over de identiteit van de school besloot het bestuur vast te houden aan de eis dat werknemers een protestants-christelijke levensovertuiging hebben.
De commissie stelt vast dat de wet ruimte laat voor het besluit van het bestuur, maar vindt wel dat de school hierover duidelijker had moeten zijn. Door zorgvuldig te handelen had de school volgens de commissie bij de moslimvrouw de indruk kunnen wegnemen dat het onderscheid op grond van godsdienst ongerechtvaardigd was.
De moslimvrouw betwist dat zij vanwege haar geloof niet op de school zou kunnen werken. Ze zegt de identiteit van de school te willen eerbiedigen. Om dat te onderstrepen, besloot ze uit eigen beweging geen hoofddoek te dragen op school. Verder voert ze aan dat ze niets van de protestants-christelijke signatuur van de school heeft gemerkt. Bovendien werkt op de school iemand die rooms-katholiek is.
De school weerlegt haar argumenten door erop te wijzen dat er dagopeningen en -sluitingen met gebed worden gehouden, dat er bijbelverhalen worden verteld, geestelijke liederen worden gezongen en christelijke feesten worden gevierd. Daarom wordt van leerkrachten verwacht dat ze kunnen voorgaan in gebed, bijbelverhalen kunnen vertellen en godsdienstonderwijs kunnen geven. Klassenassistenten zijn nauw bij het onderwijs betrokken en daarom wil de school aan hen dezelfde eisen stellen.
De school erkent dat zij een rooms-katholieke leerkracht in dienst heeft, maar ze benadrukt dat zij, anders dan de moslimvrouw, een christelijke geloofsovertuiging heeft. Daarom is zij in staat de identiteit van de school uit te dragen.
De commissie vindt dat de school het recht had de moslimvrouw te weigeren. De eis die haar werd gesteld, houdt volgens de commissie verband met de verwezenlijking van de grondslag.