Sir Henry Vane jr. was een overmoedige puriteinse politicus
De Tower Hill in Londen zag op 14 juni 1662 zwart van de mensen die wilden zien hoe het leven van Sir Henry Vane (1613-1662) eindigde op het schavot.
Geen vrees was op diens gezicht te bespeuren toen hij, voordat de beul hem de laatste slag gaf, uitriep: „Ik dank de Heere, Die mij waardig geacht heeft om voor Zijn Naam te lijden…” Vanes carrière leek veelbelovend, maar zijn kwaliteiten en hoge afkomst werden keer op keer overschaduwd door zijn egoïstische gedrevenheid om zijn idealen te bereiken. Toen zijn aardse grootheid wegviel en hij door diepe dalen moest, bleef hij standvastig gericht op Gods trouw.
Het is 350 jaar geleden dat Henry Vane ”the Younger” overleed. Hij werd begraven in Saint Giles’ Church in Shipbourne, Kent.
Vane was de zoon van een landeigenaar uit Kent, Sir Henry Vane ”the Elder”, die door zijn adelstand toegang had tot de kringen van het hof. De jonge Vane onderging een krachtdadige bekering, die zijn leven totaal veranderde. Hij mocht zich verheugen „in de kennis van de enige ware God en van Jezus Christus.”
Zijn biograaf George Sikes geeft aan dat Vane na zijn bekering wel de omgang met zijn wereldse vrienden verbrak, maar dat hij weinig getuigenis aflegde van de hoop die in hem was. Na zijn studie zorgde Vanes vader ervoor dat hij assistent werd van de Engelse ambassadeur aan het hof van de Duitse keizer Ferdinand II in Wenen. Vane kende het Europese vasteland van zijn studiereis naar Frankrijk en andere landen, waarbij hij protestantse universiteiten in Genève, Leiden en Saumur aandeed.
Toen Vane in zijn vaderland terugkwam, hoorde koning Karel I van zijn grote gaven en stipte levenswandel. Hij was amper achttien jaar, toen hij op last van de vorst naar Den Haag werd gestuurd en zich daar voorstelde als „ambassadeur van de koning van Engeland bij de Staten.”
New England
Ondertussen was het in zijn vaderland allesbehalve rustig. Aartsbisschop Laud, de primaat van de staatskerk, onderdrukte de puriteinen, die zich niet met de anglicaanse ceremoniën konden verenigen. Vane raakte overtuigd van het gelijk van de onderdrukte partij. Hij uitte kritiek op de anglicaanse liturgie en weigerde het sacrament van het avondmaal geknield te ontvangen.
Zijn ouders konden hem niet tot andere gedachten bewegen en zagen met lede ogen toe hoe hun zoon afstand nam van de politiek van Karel I in de staatskerk. Hij voegde zich bij de dissidenten en besloot een aantal van hen te volgen naar New England, in Noord-Amerika, waar het mogelijk was om de puriteinse godsdienst ongehinderd uit te oefenen.
Toen hij in 1635 in Boston, New England, aankwam en op basis van zijn bekeringsverslag tot de kerk aldaar werd toegelaten, steeg hij bij de puriteinse kolonisten in achting. Vanwege zijn gaven en hoge komaf stelden zij hem een jaar later aan tot rechterhand van gouverneur John Winthrop.
Vane voelde zich thuis onder deze geestverwanten. Zijn liefde voor theologische onderwerpen stak hij niet onder stoelen of banken. Dit liep spaak toen hij partij koos voor de antinomiaanse ‘profetes’ Anne Hutchinson, die door de koloniale raad werd veroordeeld en verbannen.
Het web van het kerkelijk conflict en andere problemen speelden hem parten. Eerst was hij over het paard getild en korte tijd daarna had men spijt hem zo’n hoge functie gegeven te hebben.
Cromwell
Intussen zat Vanes vader evenmin stil. Hij wist de koning te bewegen zijn zoon een functie te geven bij de zeemacht. Ook werd Vane junior lid van het zogenaamde Korte Parlement en werd hij door Karel I geridderd. In 1640 trouwde hij met een 16-jarig adellijk meisje.
De jaren die volgden, werden getekend door de burgeroorlog tussen het parlement en de koning. Het parlement bestond voornamelijk uit puriteinen, die de staatskerk wilden hervormen. Vane voegde zich bij de tegenstanders van de vorst en richtte al zijn talenten op de puritanisering van de natie. Als lekentheoloog werd hij lid van de Assembly van Westminster. Zijn politieke en theologische ambities liepen echter niet altijd synchroon. Hij miste een consistente lijn in zijn handelen en veranderde nogal eens van mening.
Met de puriteinse leider en het latere staatshoofd Oliver Cromwell kon Vane aanvankelijk goed samenwerken, maar toen deze in 1653 het zogenaamde Rumpparlement ontbond, brak hij met hem. Vane trok zich hierop terug en schreef zijn ”Meditaties”, waarin hij aandrong op eenheid onder de gelovigen met verschillende visies. Een trouw gilde omringde hem, waardoor hij zijn invloed nog kon doen gelden. Maar Cromwell vond hem te lastig en hield hem een klein halfjaar gevangen. Sindsdien taande zijn invloed steeds meer. Toen Karel II in 1660 de macht over het Britse rijk overnam, was de rol van Vane in de politieke molen uitgespeeld.
Eerst gaf de koning aan zijn leven te willen sparen, maar dit duurde niet lang. Hij werd gegrepen en naar de Tower gevoerd. Als een held die getuigt van zijn overwinning, sprak hij de menigte toe op de plaats van terechtstelling. Onderwijl werd hij veelvuldig onderbroken door tromgeroffel. Maar hij bleef kalm, wat een koningsgezinde de opmerking ontlokte dat hij als een prins stierf. Zijn laatste woorden waren: „Geprezen zij de Heere dat ik tot op deze dag een geweten mag hebben dat vrij is van beschuldiging.” En in het gezicht van de beul riep hij uit: „Vader, verheerlijk Uw dienaar in het aangezicht van mensen, opdat hij U mag verheerlijken nu hij ontslagen is van zijn plicht tot U en zijn land.”
Vanes laatste brief aan zijn vrouw
„Waarom zou Christus ons vragen of wij in staat zullen zijn om de drinkbeker die Hij gedronken heeft te drinken en om gedoopt te worden met de doop waarmede Hij gedoopt was? Was dit niet bedoeld om na te volgen dat „indien wij met Hem sterven, wij ook met Hem zullen leven”, en dat wij, als wij lijden, „met Hem zullen regeren”? Heeft Hij voor ons niet weggelegd dat wij met Hem op de troon van Zijn heerlijkheid zullen zitten ten aanschouwe van onze vijanden? Is het dan minder als wij in deze wereld moeten lijden, terwijl de Geest van God en van Zijn heerlijkheid op ons rust? Wil Hij zo niet Zijn Koninkrijk in kracht onder ons voortbrengen, door ons een mond en wijsheid te geven die ons in woord en daad machtig doen zijn…?”
Uit: ”Two Treatises…” van Sir Henry Vane (1662), geschreven tijdens zijn gevangenschap.