Ds. Kieviet legde de ruim 200 jongeren uit dat Bunyans boek gaat over de belofte uit Johannes 6:37, waar staat: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Deze tekst was in het leven van Bunyan van grote betekenis. „O die troost die ik putte uit dat woordje geenszins”, zo citeerde de Dordtse predikant Bunyan.

Vervolgens liet hij zien dat het woord ”komen” in de Bijbel meermalen voorkomt, onder andere in Jesaja 55: „O alle gij dorstigen, komt tot de wateren.” Ds. Kieviet wees erop dat komen steeds inhoudt: zich afkeren van de zonde en zich toewenden tot God.

Hij stelde dat het volk van Israël bestraft wordt vanwege het niet komen. Vervolgens trok hij enkele conclusies: het komen tot Jezus staat gelijk aan het geloven in Hem. Er wordt tot het komen opgeroepen. Aan die oproep „kom” is een belofte verbonden: wie komt, zal niet worden uit­geworpen.”

Ds. Kieviet: „Misschien denk je: Die teksten kennen we wel. Maar nu de praktijk van mijn leven. Dan ben je niet alleen als je zulke vragen hebt. Die had John Bunyan ook. Zijn boek gaat daarover.”

De Dordtse predikant legde uit dat voor Bunyan het komen tot Jezus een zaak van het hart moet zijn. „Wie zullen komen? Het zullen mensen zijn met een krachtig besef van hun ellende buiten Christus.” Ds. Kieviet: „Een van de puriteinen, niet Bunyan, zei: je enige geschiktheid is dat je ziet dat je niet buiten Jezus kunt.” Met een veelheid aan citaten liet hij vervolgens zien hoe Bunyan in zijn boek Christus aanprijst. Ook wees hij erop hoe Bunyan leert dat er voor het komen tot Christus geen voorwaarden gelden. Hij vervolgde, Bunyan citerend: „Hoort u het, zondaar. U kunt het om niet verkrijgen. Ik zal van het water des levens geven om niet.” Waarop ds. Kieviet zei: „We zouden hem zomaar scharen onder de lichte dominees.”

Bunyan gaat in op allerlei hindernissen bij het komen tot Jezus. Ds. Kieviet somde op: „Ik denk dat ik niet Gods eer op het oog heb, en daarom zijn mijn motieven niet zuiver. Of: ik heb momenten dat ik zelfs twijfel aan het bestaan van God en van Christus. Of: ik ben zo ongevoelig. Of: ik dacht dat ik tot Hem gekomen was, maar ik ben in een ernstige zonde gevallen. Zo wil Hij mij vast niet ontvangen. Of: als ik niet ben uitverkoren, kan ik toch niet komen. Tegen al deze bezwaren legt Bunyan nadruk op dat ene woordje: „geenszins.” Maar Ik zal u geenszins uitwerpen, zegt Christus.”

Ds. Kieviet wees er verder op dat deze belofte gepaard gaat met het gebod om ook daad­werkelijk te komen. „Jezus verbiedt gedachten te koesteren die je bij Hem vandaan houden. Dat is met name het ongeloof. Hoor je wat Bunyan zegt? Het is je ongeloof dat je verhindert tot Jezus te komen. En wat gebeurt er met wie niet komt? Op hem blijft de toorn van God.”

Ten slotte wees de inleider op het begin van Johannes 6:37: „Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen.” Ds. Kieviet: „Ik zeg het bewust aan het eind. Het is een troost voor allen die leerden te komen. Het is geen drempel om te komen, maar een bevestiging van: gij hebt Mij niet uit­verkoren, maar Ik heb u uitverkoren. Want wij kunnen alleen tot Jezus komen omdat Hij eerst tot ons komt.”

In antwoord op de vraag wat je moet zeggen tegen iemand die stelt dat je eerst moet weten uitverkoren te zijn voordat je tot Jezus mag gaan, zei ds. Kieviet: „Mijn eerste antwoord zou zijn: Wat is het motief? Is de reden misschien om de dingen van je af te houden? Als dat het motief is, moet het wel veranderen. Want het is een onzuiver motief.”

Ds. Kieviet zei in de krant te hebben gelezen over mensen die gered werden bij een schipbreuk. „God zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Maar toch grijp je die reddingsboei. Het een sluit het ander niet uit.”

Op de vraag of zonden van nalatigheid gevaarlijker kunnen zijn dan zonden van bedrijf, antwoordde ds. Kieviet: „Jazeker. Denk aan de zonde van ongeloof. Wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien. Ik ben te zondig om bij Hem vandaan te blijven, want ik zou verloren gaan.”