Geschiedenis

Chinees-Japanse oorlog begon 75 jaar geleden

„In het ziekenhuis werden verbanden van schreeuwende mannen afgetrokken die vervolgens met zwaarden en bajonetten werden vermoord. Eind december waren er meer dan twintigduizend burgers in de dienstplichtige leeftijd afgeslacht. Minstens twintigduizend jonge vrouwen en meisjes waren verkracht, vermoord en afgrijselijk verminkt. Meer dan 200.000 burgers, misschien wel 300.000, waren doelloos omgebracht.”

7 July 2012 19:10Gewijzigd op 14 November 2020 22:02
Japanse troepen trekken Peiping (het huidige Peking) binnen, nadat op 7 juli 1937 de Chinees-Japanse oorlog was uitgebroken. Foto Hist. Images
Japanse troepen trekken Peiping (het huidige Peking) binnen, nadat op 7 juli 1937 de Chinees-Japanse oorlog was uitgebroken. Foto Hist. Images

Ziehier een citaat van de Amerikaanse militair attaché Frank Dorn vanuit Nanking, waarin hij beschrijft hoe Japanse soldaten in deze stad huishouden, nadat de Chinese troepen er waren vertrokken (Dorn wordt geciteerd door de Britse hoogleraar sinologie Jonathan Spence in zijn boek ”De eeuw van China”).

De ”verkrachting van Nanking” die duurde van 1 december 1937 tot de eerste week van januari in 1938, staat symbool voor de verschrikkingen in wat de tweede Chinees-Japanse oorlog wordt genoemd en die duurde van 1937 tot en met 1945. Zaterdag was het precies 75 jaar geleden dat deze oorlog uitbrak.

Dat gebeurde op 7 juli 1937 met een schijnbaar onbetekenend incident, dat bekend is geworden als „het incident bij de Marco Polobrug” en waarbij de Japanse militaire top bewust een aanleiding zocht om tot de aanval over te gaan.

Dát het imperialistische keizerrijk Japan een bedreiging was voor China was aan het eind van de 19e eeuw al bekend en met de bezetting van Mantsoerije in 1932 nog meer realiteit geworden.

In de zomer van 1937 kwamen de twee landen opnieuw in oorlog met elkaar. In feite was China geen partij voor het sterke Japan. Tegenover een modern en verenigd keizerlijk leger stond een samenraapsel van elkaar bestrijdende partijen: de communisten onder leiding van onder anderen Mao Zedong, de nationalisten van Chiang Kai Shek en tal van onafhankelijke krijgsheren. Om Japan het hoofd te bieden sloten ze een tijdelijk verbond onder de naam Verenigd Front, maar in de praktijk was dat meer naam dan daad.

De Chinese soldaten bleken niet opgewassen tegen de hevige bombardementen vanuit Japanse jachtvliegtuigen en evenmin tegen de enorme vuurkracht van de Japanse artillerie. Komend vanuit het noorden maakten de Japanners gebruik van het Chinese spoornetwerk om snel hun troepen en bevoorradingen te verplaatsen naar het zuiden en het westen.

Troostmeisjes

Het gevolg was dat de ene na de andere stad in Japanse handen viel. Buitenlandse waarnemers, onder wie de genoemde Frank Dorn, beschrijven gruwelijke wraakacties van de Japanse soldaten op militairen en burgers. Vooral meisjes en vrouwen sloegen massaal op de vlucht voor oprukkende Japanse soldaten, vanwege geruchten over wat er met anderen was gebeurd. Zo waren er in de stad Suzhou meer dan 2000 meisjes meegenomen om als „troostmeisjes”, seksslavinnen, voor Japanse soldaten te dienen. Het aantal vluchtelingen sinds 1937 wordt geschat tussen de 20 en 100 miljoen.

Zoals gezegd, slaat de ”verkrachting van Nanking”, tot dan toe de hoofdstad van de nationalisten, alles wat begane wreedheden betreft. Zo is op foto’s te zien hoe burgers er massaal levend worden begraven, terwijl Japanners –achteloos een shagje rollend– toekijken.

Achter de linies van de zich terugtrekkende Chinese troepen gebeurt intussen iets anders: de guerrillalegers van Mao maken optimaal gebruik van het anti-Japanse nationalisme onder de bevolking, teneinde hun eigen populariteit te vergroten; met behulp van massamobilisatie breiden ze tevens hun aanhang uit.

In 1938 vallen de nationalistische bolwerken Wuhan en Guangzhou in handen van de Japanners en moeten de Chinese troepen van Chang Kai Shek nog verder terug, naar Chongqin en Chengdu in de provincie Sichuan. Intussen vestigen de Japanners in het oostelijk deel van China met overgelopen nationalisten eigen machtscentra, van waaruit „de nieuwe orde voor Azië” wordt geproclameerd, een orde die (althans in naam) is gericht tegen de communisten en de tegen de westerse overheersing.

Vanaf de jaren veertig ontaardt de Chinees-Japanse oorlog in een strijd met onduidelijke fronten. Bovendien gaat na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis bij Pearl Harbor (augustus 1941) de oorlog deel uitmaken van de Tweede Wereldoorlog. Zo wordt de Amerikaanse gezant Joseph Stilwell uitgezonden om de Chinezen te mobiliseren voor een aanval over land, maar Chang Kai Shek wil van geen buitenlandse regie over zijn oorlog –die in zijn visie vooral tegen zijn communisten volksgenoten is gericht– weten.

Twee jaar na de Japanse capitulatie in 1945, afgedwongen door de Amerikaanse atoombommen op de Japanse steden Hirosjima en Nagasaki, laaide de Chinese burgeroorlog tussen communisten en nationalisten weer in volle hevigheid op.

Dat de communisten onder Mao in 1949 zegevierden, is grotendeels te danken aan de Chinees-Japanse oorlog, stelt de Amerikaanse hoogleraar Chinese militaire geschiedenis dr. Diana Lary in haar boek ”Chinese People at War. Human Suffering and social transformation, 1937-1945”. De door de oorlog compleet geruïneerde samenleving konden de communisten goed gebruiken om er iets nieuws mee te beginnen: Mao’s utopische waanideeën kregen in dit vacuüm alle ruimte.

Christenen

Wat betekende de oorlog voor christenen in China? Op die vraag geeft de Amerikaanse hoogleraar Daniel Bays (Calvin College, Michigan) een antwoord in zijn boek ”A new History of Christianity in China”. Hij noemt enkele dingen. Zo bood de oorlog Chinese christenen de kans hun vaderlandsliefde te tonen, verdacht als ze waren te heulen met het buitenland.

In de gebieden die door Japan waren bezet, vertrokken de westerse zendelingen en moesten de Chinese kerken het voor het eerst alleen rooien. Een belangrijke stap vooruit in de emancipatie van de Chinese kerken, aldus Bays.

Verder dwong Japan de Chinese kerken tot samenwerking en ook dat werd door veel Chinezen als positief ervaren: eindelijk werd de verfoeide verdeeldheid, gezien als wrange vrucht van buitenlandse zending, aangepakt.

Ten slotte noemt Bay de verdere verspreiding van het christendom over China, zoals naar de randen van Tibet, naar Xinjiang (in het uiterste westen) en naar Mongolië. Van groei was vooral onder de charismatische kerken sprake, zoals onder de gemeenten van de Jesus Family, en ook de beweging van Watchman Nee profiteerde van de oorlog. Dat hield volgens Bay verband met hun sterke nadruk op de eindtijd, die met de gruwelen van de oorlog zou zijn aangebroken, en met de oproep tot boetedoening.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer