”Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit”: informatief en verrijkend
Het komt niet vaak voor dat je van een nieuw boek kunt zeggen dat zijn betekenis zeer groot is terwijl je het nog niet eens opengeslagen hebt. Toch geldt dat voor het ”Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit”.
Uit de titel kun je niet meteen afleiden dat het om een belangrijk werk gaat. Pas als je weet dat dit handboek deel uitmaakt van een reeks van meer dan twintig standaardwerken die psychiaters en andere psychiatrische hulpverleners in hun boekenkast behoren te hebben staan, wordt de betekenis duidelijk. Dit handboek onderstreept dat ”religie en spiritualiteit” een vast en onvervreemdbaar onderdeel van de alledaagse psychiatrische praktijk en van de psychiatrische kennisvorming is geworden en ook in de psychiatrische opleidingen een onbetwiste plek heeft gekregen.
Universeel
Wie in Nederland –van noord tot zuid, van oost tot west– psychiatrische hulp zoekt, mag erop rekenen dat zijn of haar religieuze achtergrond en spirituele opvattingen worden meegewogen bij het stellen van de diagnose en bij het voorschrijven van de therapie. De psychiatrie kan om deze aspecten niet meer heen. Dat is een belangrijke boodschap, juist ook voor mensen uit reformatorische kring die soms ervaren dat de psychiatrie vijandig tegenover religie staat of geloofsondermijnend is.
Hiermee is uiteraard niet gezegd dat er nooit eerder iets zinvols over het verband tussen psychiatrie en godsdienst is gepubliceerd. Integendeel, er is veel over geschreven, maar slechts een betrekkelijk kleine groep van geïnteresseerden nam daarvan kennis. De universele betekenis van dit onderwerp komt misschien nog wel het meest tot uitdrukking in het feit dat enkelen promoveerden op een proefschrift over psychiatrie en pastoraat.
Verwachtingen
In het ”Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit” staan 41 bijdragen van 31 auteurs, verdeeld over acht hoofdstukken. Eén hoofdstuk gaat over historische en filosofische aspecten. De bijdragen hierover zijn van uitermate groot belang. Psychiatrie is immers niet uit de lucht komen vallen. Wat echter niet zo uit de verf komt, is dat de opkomst van de psychiatrie sinds de Franse Revolutie zeker ook veroorzaakt is door de verheffing van geneeskundigen ten koste van de inbreng van geestelijken. De geneeskunde moest zich wel met psychiatrie bezighouden om de hoge verwachtingen waar te maken ten aanzien van het verhelpen van klachten die niet tot het lichaam herleidbaar waren.
De psychische hulpverlening is historisch gezien het resultaat van de verdringing van het christelijke pastoraat, met een ongemakkelijke afstand tussen beide tot resultaat. Des te opmerkelijker is de innigheid die er vandaag de dag is tussen beide en die wel wat al te gemakkelijk overkomt.
De filosofische aspecten van de psychiatrie zijn niet minder belangrijk, want het maken van onderscheid en het zien van samenhang tussen psychiatrie enerzijds en religie en spiritualiteit anderzijds vereist filosofische deskundigheid. Een psychiatrisch en theologisch perspectief alleen volstaat niet.
Boeddhisme
Een hoofdstuk over psychiatrie en religieuze tradities maakt duidelijk dat het handboek niet alleen over orthodoxe of bevindelijke gereformeerde religie of spiritualiteit gaat. Ook het jodendom, de islam, Chinese levensbeschouwelijke tradities zoals confucianisme en taoïsme, volksgeloof en religieuze geneeswijzen passeren de revue.
Niet alleen in dit hoofdstuk, maar ook in dat over behandeling en therapie had wel meer mogen staan over het boeddhisme dat, hoewel het eigenlijk geen godsdienst is, bezig is de harten van velen die menen ongodsdienstig te zijn, in beroering (of beter: tot rust) te brengen. Boeddhabeelden zijn overal te koop en in veel huis- en werkkamers terug te vinden.
Een zeer leesbaar gedeelte van het boek gaat over de tere vraag naar het onderscheid tussen psychopathologie en religie, bedoeld om te helpen onderscheiden wat een stoornis is en wat een religieuze overtuiging is. Het zogenoemde biopsychosociaalspirituele model dat in het artikel over ”Kinder- en jeugdpsychiatrie: geloof in de groei” wordt uitgewerkt, is sympathiek, maar blijft de vraag oproepen of hiermee voldoende recht gedaan kan worden aan de onderlinge verhoudingen tussen biologie, psychologie, sociologie en spiritualiteit.
Hoofdstukken over neurowetenschappen, onderzoek, geestelijke verzorging en over opleiding, bij- en nascholing maken het boek compleet.
Namenregister
De betekenis van het namenregister is mij niet duidelijk. Het is niet zo dat het alle namen die in de hoofdstukken voorkomen, vermeldt. Bij lange na niet, zelfs. Het bevat ook niet alleen de namen van overleden personen die van grote betekenis zijn geweest voor het onderwerp. Niet alle in het register voorkomende personen zijn namelijk overleden.
Ook staan niet alle grote namen erin. Zo wordt Jan Hendrik van den Berg (deze maand werd hij 98 jaar oud), die wel ergens in een tekst voorkomt, niet vermeld. In zijn wereldwijd veelgelezen oeuvre licht het thema van dit handboek vaak op, en wel op een heel oorspronkelijke en scherpzinnige manier.
Verder mis ik de naam van de Zwitserse psychiater Alphonse Maeder (1882-1971) aan wie ettelijke personen die in het register wél worden genoemd, hun inzichten over psychiatrie, religie en spiritualiteit hebben ontleend. Maeders naam komt in het hele boek zelfs niet voor, wat toch wel een ongehoorde omissie genoemd mag worden.
Tot slot: dit handboek is zeer informatief, en zal zeker ook verrijkend kunnen zijn voor degenen die in de dagelijkse pastorale praktijk staan.
Boekgegevens
”Handboek psychiatrie, religie en spiritualiteit”, door drs. P. J. Verhagen en dr. H. J. G. M. van Megen (red.); uitg. De Tijdstroom, Utrecht, 2012; ISBN 978 90 5898 1943; 548 blz.; € 49,-.