Geloofszekerheid
Hooglied 1:4a
„Trek mij, wij zullen U nalopen!”
Wat een verzekerende geloofstaal spreekt hier de bruid voor zichzelf en voor al het volk des Heeren uit. Zij is verzekerd van haar verdere bekering. Die God trekt, vindt zich getrokken; die God bekeert, toont zich bekeerd.
Hier vindt u hetzelfde als er bij de profeet geschreven staat: ”Bekeer ons Heere! en wij zullen bekeerd zijn” (Jeremia 3:18). Daarom liet David op het gebed: „Leer mij de weg van Uw inzettingen”, volgen: „en ik zal hem houden ten einde toe” (Psalm 119:33). „Wij zullen U nalopen.”
Als Jezus Zijn volk trekt, dan komt dat volk tot Hem met al hun zonden en noden, oefenen zij een gedurig toevlucht nemen tot de troon der genade en zij lopen Hem als ellendigen in zichzelf na. Wanneer men door de Heere tot de Heere is getrokken, leert men van Hem bidden: „Trek mij”, en trekt Hij ons, zodat wij Hem nalopen moeten; ongedwongen, met lust des harten.
Kan daaruit iets anders voortvloeien dan een mijden, haten en vlieden van de weg der zonde en der ongerechtigheid; een vergeten van hetgeen achter is, een zich uitstrekken naar hetgeen voor is, een jagen naar het wit, tot prijs der roeping Gods, die van boven is? Waarlijk, dan hindert ons onze ellendigheid, onbekwaamheid en geestelijke onmacht niet. De Bruidegom heeft dan het ganse hart van Zijn bruid ingenomen met Zijn genade, liefde en troost van de Heilige Geest.
Ds. A. P. A. du Cloux, predikant te ’s-Grevelduin-Capelle (”Twaalftal Leerredenen”, 1889)