Faber: „Opeens alles kwijt”
Het lukt justitie niet Mient Jan Faber van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) voor de rechter te slepen. Hij werd ervan verdacht geheime notulen van de ministerraad in zijn bezit te hebben gehad. Zelf zegt Faber zich hiervan niets meer te kunnen herinneren.
De IKV-secretaris gaat vrijuit omdat er onvoldoende bewijzen tegen hem zijn, zo maakte het landelijk parket georganiseerde misdaad maandag bekend. Justitie kwam vorig jaar in actie op verzoek van premier Kok. In zijn nadagen als minister-president ontstak hij in woede over het uitlekken van notulen van het kabinetsberaad.
Die notulen doken op in een tv-uitzending van Netwerk over het Srebrenica-drama. Op de dag dat de Bosnische enclave viel (11 juli 1995), kwam de ministerraad in spoedzitting bijeen. Het verslag van dit geheime beraad bleek toegespeeld te zijn aan IKV’er Mient Jan Faber. Hij citeerde er rijkelijk uit in zijn vorig jaar verschenen boek over Srebrenica. Ook Netwerk putte eruit.
De toenmalige minister Jorritsma (VVD) suggereerde volgens Haagse bronnen dat haar collega Pronk de notulen had laten lekken. Faber is een prominent lid van de PvdA en onderhield jarenlang nauwe contacten met Pronk. Kok liet vervolgens de rijksrecherche een onderzoek instellen. Het in het bezit hebben van notulen van de ministerraad is een misdrijf.
Justitie merkte Faber aan als verdachte en liet hem door de rijksrecherche aan een verhoor onderwerpen. Dat leverde echter helemaal niets op. Reden: Faber had last van een totale geheugenstoornis.
Desgevraagd licht hij toe: „Mijn geheugen liet het volledig afweten. Op dit punt althans. Ik was in één keer alles kwijt. De rest stond en staat me allemaal nog scherp voor de geest.”
U kunt zo’n leugen moreel rechtvaardigen?
„Ja. Er is daar een ontzettende ramp gebeurd en het kost enorm veel moeite om ter wille van de overlevenden te achterhalen wat er precies is gebeurd. Ook onze regering heeft lange tijd nagelaten daarover volledige openheid van zaken te geven. Wat op de dag van de val van de enclave in de ministerraad was besproken, kon meer duidelijkheid bieden. In die zin voelde ik me ethisch gerechtigd om dat te melden toen ik de beschikking over die notulen had. Ik wist dat het niet mocht, maar een eventuele straf had ik de op de koop toegenomen.”
U had achter slot en grendel kunnen verdwijnen.
„Aangezien ik me niets meer op dit punt kon herinneren, kon ik er rustig onder blijven.”