Donner: Sedatie is geen euthanasie
Minister Donner van Justitie vindt niet dat versterving en terminale sedatie, het toedienen van kalmerende middelen in de laatste levensfase, onder de euthanasiewetgeving moeten vallen.
Daarmee neemt de bewindsman een ander standpunt in dan de voorzitter van het college van procureurs-generaal, De Wijkerslooth.
De Wijkerslooth zei in juni van dit jaar dat versterving en terminale sedatie in de praktijk zo veel overlap hebben met euthanasie, dat deze vormen van medisch handelen onder het bereik van de Euthanasiewet moeten vallen. In dat geval moet een medisch-ethische toetsingscommissie een oordeel geven over de handelwijze van de betrokken arts en moet deze voldoen aan zorgvuldigheidscriteria.
In antwoord op schriftelijke vragen van de kamerleden Ormel (CDA), Van der Vlies (SGP) en Rouvoet (ChristenUnie) schrijft Donner deze week, mede namens staatssecretaris Ross van Volksgezondheid, dat versterven, terminale sedatie en euthanasie verschillende zaken zijn, die op een verschillende manier beoordeeld en getoetst worden.
Bij versterven gaat het om de beslissing tot het niet instellen of staken van het kunstmatig toedienen van voedsel en vocht. Bij terminale sedatie vermindert de arts door middel van medicamenten het bewustzijn van de patiënt, zodat deze zich niet meer bewust is van zijn omgeving en zijn lijden. Deze handelingen zijn in principe medisch van aard. Bij euthanasie gaat het om actieve levensbeëindiging op verzoek van de patiënt door middel van medicijnen.
Volgens Donner en Ross pleegt een arts geen strafbaar feit als hij normaal medisch handelt en hoeven versterving en terminale sedatie daarom niet onder de Euthanasiewet te vallen.
De federatie Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft met instemming gereageerd op het antwoord van de bewindslieden. Volgens deze artsenorganisatie is terminale sedatie bedoeld om „de laatste uren en dagen van ernstig zieke patiënt dragelijk en pijnvrij te maken.” Omdat euthanasie gericht is op levensbeëindiging van de patiënt, valt terminale sedatie volgens de KNMG niet onder de euthanasiewet.
De artsenorganisatie vindt dat terminale sedatie op een zorgvuldige manier behoort te worden toegepast, maar bepleit geen uitbreiding van de wetgeving op dit punt. Daardoor zou de medische praktijk onterecht te maken krijgen met regelgeving en mogelijke juridische processen. De KNMG ziet meer in de ontwikkeling van zorgvuldigheidseisen en procedures door medici.
Volgens de directeur van de Nederlandse Patiëntenvereniging, dr. R. Seldenrijk, is het juist om onderscheid te maken tussen terminale sedatie en euthanasie. Hij pleit voor zuivere begripshantering. Aan de specifieke zorgbehoefte in de laatste levensfase wordt volgens hem meer recht gedaan met de uitdrukking ”sedatie in de terminale fase”.
De beslissing tot sedatie in de terminale fase is ingrijpend. Daarom stelt Seldenrijk voor dat niet alleen bij euthanasie, maar ook bij sedatie in de terminale fase een collega-arts geraadpleegd moet worden. Een noodzakelijke acute beslissing dient dan achteraf te worden getoetst. Dit moet tegelijk voorkomen dat onder het begrip terminale sedatie euthanasie wordt toegepast.