„Goede onderwijsbestuurder houdt contact met jongeren”
AMERSFOORT – Een goede onderwijsbestuurder staat met beide benen op de grond, is bereid verantwoording af te leggen, houdt contact met jongeren en durft zich kwetsbaar op te stellen.
Het zijn kenmerken die vrijdagmiddag werden genoemd op een minisymposium ter gelegenheid van het afscheid van Maarten van Leeuwen als voorzitter van het college van bestuur van het Van Lodenstein College en het Hoornbeeck College. Het thema van de bijeenkomst was ”Onderwijsbestuur(der)”.
Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs stelde dat Van Leeuwen „dicht bij de ideale onderwijsbestuurder” komt. „Je durft je kwetsbaar op te stellen, de minste te zijn. Er zijn gelukkig meer van zulke bestuurders, maar het zou eigenlijk de brede standaard moeten zijn.”
De bewindsvrouw zei niet te geloven in een overheid die probeert met strenge regels toezicht te houden op scholen. „Geef het onderwijs, geef het maatschappelijk middenveld vertrouwen. Dat kan alleen als bestuurders zich verantwoordelijk gedragen. Ik geloof in mensen die met hart en ziel verbonden zijn aan hun instelling.”
Van Bijsterveldt verwees naar de financiële problemen bij een aantal woningbouwcorporaties en grote onderwijsinstellingen. „Sommige mensen aan de top zijn de weg kwijt en stunten met geld. Ze lijken op de rijke dwaas in de Bijbel.” De CDA-bewindsvrouw stelde dat Van Leeuwen zijn werk „coram Deo” (voor Gods aangezicht) heeft gedaan. „Je hebt daarmee een blijvend statement neergelegd. Daar mag je fier op zijn.”
W. Büdgen, voorzitter van het college van bestuur van het Rotterdamse Wartburg College en van het directeurenoverleg van reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, schetste het moderne levensklimaat waarin jongeren opgroeien. Hij typeerde die cultuur met het woord ”hebben”. „Jongeren hechten veel waarde aan wat anderen hebben. Ze kicken op ervaringen en wisselende vriendschappen. Ze leven van moment tot moment. Dat veroorzaakt onrust en onzekerheid.”
Tegenover het ”hebben” stelde Büdgen het ”zijn”. „Dan gaat het om tijd, stilte en ontmoeting. Om ervaring, om levenswijsheid op te doen. Dan vinden we niet wat de groep vindt, maar dan vinden we iets omdat de Heere ons heeft overtuigd. Dan leven we vanuit een innerlijke overtuiging.”
Jan van Zijl, voorzitter van de MBO-raad, benadrukte dat bestuurders altijd bereid moeten zijn verantwoording af te leggen. „Niet om de centen, maar vanwege hun maatschappelijke opdracht.” Hij prees de inbreng van Van Leeuwen tijdens vergaderingen. „Je voerde niet het hoogste woord, maar wachtte het moment af om je punt te maken. Dan werd het stil. Dat moest ook wel, want je hebt niet het stemvolume van een degelijke reformatorische dominee.”
Ds. A. van Heteren, lid van de raad van toezicht van het Van Lodenstein College en het Hoornbeeck College, wees naar aanleiding van Spreuken 7 op de „vaste grondslag” van bestuurders in het reformatorisch onderwijs. „De vreze des Heeren is het beginsel der wetenschap. Het is dwaas tegen Gods Woord in te gaan; het is de opperste wijsheid naar Hem te luisteren. Dat willen we onze jongeren voorhouden.”
Ter gelegenheid van zijn afscheid kreeg Van Leeuwen, die veertig jaar in het onderwijs werkte, een boekje overhandigd met citaten over onderwijs en opvoeding. Hij wordt als voorzitter van het college van bestuur opgevolgd door drs. Willem de Potter. Tweede man is drs. Dick van Meeuwen. Het Van Lodenstein College en het Hoornbeeck College tellen 9000 leerlingen/studenten en 800 medewerkers.