Nederlandse weerstand tegen winnaars fnuikend
In Nederland overheerst het gelijkheidsdogma. Talent wordt hierdoor te vaak in de kiem gesmoord, meent Basile Lemaire.
Het is 1980. Zoals ieder jaar worden er op de basisschool op de laatste dag voor de zomervakantie spelletjes gedaan. Mijn groepje heeft bij een quiz de meeste vragen goed. Vol spanning wachten we dan ook op de bekendmaking van onze overwinning.
Het loopt anders. De meester verklaart dat alle groepjes gelijk zijn geëindigd. Zij die minder vragen juist hadden beantwoord, hebben extra punten verdiend voor samenwerking. Iedereen heeft gewonnen. In Nederland wordt van jongs af aan geleerd dat iedereen gelijk moet zijn. Zo hoort het.
Samenlevingen kunnen we globaal verdelen in masculiene en feminiene samenlevingen. De termen masculien en feminien geven daarbij de mate aan waarin een cultuur wordt gekarakteriseerd door kenmerken die traditioneel als overwegend mannelijk dan wel vrouwelijk worden beschouwd.
Binnen een masculiene samenleving zijn ambitie en competitie belangrijke drijfveren. De mensen die deel uitmaken van een dergelijke samenleving zijn doel- en resultaatgericht. Er is grote bewondering voor geleverde prestaties. Typisch masculiene landen zijn China en Japan.
Tegenover de masculiene samenleving staat de feminiene samenleving. Zij kenmerkt zich vooral door zorgzaamheid en dienstbaarheid. Vanuit het uitgangspunt dat iedereen gelijk is, heeft iedereen gelijke rechten en is er mededogen voor de zwakkeren in de samenleving. De Scandinavische landen gelden als de meest feminiene samenlevingen.
Wat Nederland betreft slaat de balans eveneens ver door in de richting van de feminiene kenmerken. Het gelijkheidsdenken zit diep verweven in onze cultuur. We vinden niet alleen dat iedereen gelijkwaardig is, we vinden ook dat iedereen gelijk moet zijn. Ik zou in dit kader zelfs willen spreken van een gelijkheidsdogma.
Dit gelijkheidsdogma manifesteert zich op allerlei gebieden in onze samenleving. We kennen in Nederland een bijna onweerstaanbare drang om overal consensus over te bereiken. Het Nederlandse poldermodel is daarvan een sprekend voorbeeld.
Ook de Nederlandse taal kent vele uitdrukkingen en gezegden die onze feminiene cultuur weerspiegelen: Doe maar normaal, dan doe je gek genoeg, en: Wie zijn kop boven het maaiveld uitsteekt, zal de zijne verliezen.
Onze geschiedenis laat zien dat mensen die niet ”normaal” genoeg doen, zich hier maar moeizaam een plaats konden veroveren. Grote kunstenaars zoals Piet Mondriaan en Karel Appel werden in Nederland verketterd totdat ze in het buitenland werden omarmd.
Mensen die typisch masculiene kenmerken tentoonspreiden, roepen in ons feminiene land weerstand op. De reden dat dit zo is, ligt daarin dat winnaars ons een spiegel voorhouden waarin we zien dat niet iedereen gelijk is. Onze voorkeur voor het feminiene is verworden tot een afkeer van succes en winnaars.
Oorlogsheld Marco Kroon ontvangt in 2009 de Militaire Willemsorde. Kort daarop stelt het openbaar ministerie een onderzoek naar hem in op verdenking van overtredingen die normaliter zelden tot vervolging leiden. In diverse media wordt Kroon afgeschilderd als een criminele, bewapende junk. De held moet worden onttroond, zo lijkt het.
Soms vieren we in Nederland successen en winnaars wel. Het gaat dan meestal om de successen van sporters. De verklaring hiertoe ligt in het Nederlandse groepsgevoel. Wanneer een individu een onderscheidende prestatie neerzet, bedreigt dat ons dogmatische gelijkheidsdenken. Maar wanneer mensen winnen namens de groep versterkt dat ons gevoel van gelijkwaardigheid. We winnen allemaal een beetje.
Nederland is een stabiele, welvarende en zorgzame samenleving. Dat hebben we voor een groot deel te danken aan onze feminiene inslag. Keerzijde is dat we ons afkeren van succes en winnaars. Daardoor maken we te weinig gebruik van het talent, de kracht, de creativiteit en het leiderschap van de buitenbeentjes in onze samenleving. Dat is jammer.
Winnaars zijn veelal mensen met een passie. En passie is een universele voorwaarde voor verandering en vernieuwing. Passie is de bron van alle vernuft en van iedere stap vooruit. Ze kweekt genialiteit en authentiek leiderschap. Daar kunnen wij als maatschappij de vruchten van plukken.
Dat vraagt om een cultuurverandering. We zullen meer moeten openstaan voor mensen die anders zijn, mensen die laten zien dat ze op hun terrein beter zijn; mensen die weten hoe te winnen. We moeten de winnaars vervolgens hun succes ook gunnen. En tot slot moeten we de prestaties van de winnaars erkennen.
Mensen zijn niet gelijk. Laten we daar met z’n allen van profiteren. Onze samenleving heeft winnaars nodig. Ze heeft genieën en natuurlijke leiders nodig. En het goede nieuws is: ze zijn er al. We moeten hun alleen de kans geven om hun kop boven het maaiveld uit te steken.
De auteur is bestuurskundige.