Voedsterheer
Psalm 72:6
„Hij zal nederdalen als een regen op het nagras, als de druppels die de aarde bevochtigen.”
Zodra men dit op Christus toepast, hoort bij Hem dit alles nog veel meer, omdat de ware godsvrucht en Gods vreze in Zijn Rijk is gevestigd, en nergens anders.
Gewis, de dienst van God strekt zich uit tot aan het einde der aarde. Dat geeft David in korte woorden te kennen: hij is in de geest opgeklommen tot de eeuwige heerschappij, die door God beloofd is.
Hoewel het beeld „Hij zal nederdalen” wel ietwat ruw is, wordt er toch zeer juist en sierlijk door uitgedrukt hoeveel nut en voordeel wij trekken uit de goede en wettige staat van een regering. Want wij weten dat het gras in het begin van de zomer wordt gemaaid, als de warmte begint te overheersen.
Wanneer nu de aarde niet opnieuw vochtigheid indrinkt, zouden de wortels van het gras –omdat zij blootliggen– verdorren. Nu wordt ons door David geleerd dat God de aarde, door die te bevochtigen, beschermt tegen de hitte der zon.
Evenzo houdt Hij Zijn Kerk in stand. Dat doet Hij door haar te bewaren en te handhaven door de hand van de Koning, de Voedsterheer der Kerk. Dit zien wij nu voornamelijk vervuld in Jezus Christus, Die terwijl Hij een verborgen genade op Zijn Kerk doet neerdruipen, haar op die wijze vruchtbaar maakt.
Johannes Calvijn, predikant te Genève (”Psalmen”, 1557)