Nader Bekeken
Mogen we dure huizen bouwen voor onszelf, terwijl we voor het onderhoud van Gods huis maar weinig geld overhebben? Prof. dr. G. Kwakkel gaat in Nader Bekeken –uitgave van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt– in op de tempeldienst en de betekenis daarvan voor vandaag.
„God kan het niet hebben dat mensen niets doen voor Zijn huis, terwijl zij zich wel uitsloven voor hun eigen huizen. Is Hij dan jaloers, zoals een verongelijkt kind? Waarom hecht Hij zo veel waarde aan zijn eigen huis, de tempel? Wil Hij dat wij eerst een prachtig kerkgebouw neerzetten voordat wij investeren in onze eigen huizen? (…)
Koning Salomo besefte heel goed dat God eigenlijk helemaal niet in een gebouw van hout en steen kon wonen. „Zelfs de hoogste hemel kan U niet bevatten” (1 Kon. 8:27, NBV). Toch liet God weer zien dat Hij Zelf in de tempel aanwezig wilde zijn. Net als eens bij de ingebruikneming van de tabernakel, vulde de majesteit van de HEER de hele tempel (1 Kon. 8:11). (…)
De tempel in Jeruzalem heeft geen functie meer. Hij heeft zijn doel bereikt in een mens die tegelijkertijd Koning op Davids troon en Gods tempel in eigen persoon was: Jezus Christus. In Hem kwam God dichterbij dan ooit. Dankzij Hem blijft God dichtbij, ook nadat Jezus naar de hemel is gegaan. De gemeente van allen die bij Christus horen, is nu Gods tempel. Daar wil Hij aanwezig zijn, met Zijn vergevende liefde, Zijn redding, Zijn zegen.
Wat God absoluut niet kan hebben, is dat wij het gewoon gaan vinden dat Hij zo bij ons wil zijn en onder ons wil wonen. Dat kan zich op een heleboel manieren uiten in een bezorgde hand op de knip als er geld voor de vergaderruimte van de gemeente van Christus moet komen. (…)
Als dat nu, in de nieuwtestamentische tijd, gebeurt, grijpt God niet altijd in met mislukte oogsten en economische crisis. Maar de les uit Haggaï’s tijd blijft staan: het wonder van Gods aanwezigheid onder ons vraagt om het antwoord van onze verwondering. Dan ga je royaal aan het werk. Daarbij geldt nog steeds de belofte dat de HEER die inzet met vreugde zal aanvaarden. Hij zal dan laten zien dat Hij met al Zijn luister aanwezig is in ons midden (zie Haggaï 1:8).”