Prof. Van Oort belicht spiritualiteit Augustinus tijdens congres in Pretoria
PRETORIA – „Nieuwe ontdekkingen uit Egypte tonen ons een nieuwe Augustinus”, aldus prof. dr. J. van Oort. „Voor het eerst zien wij de spiritualiteit waarin de jonge Augustinus van zijn 18e tot ruim na zijn 28e jaar leefde.”
De Nijmeegse hoogleraar zei dit gisteren in zijn toespraak bij de opening van een driedaagse conferentie over de kerkvader Augustinus. Het congres vindt plaats aan de universiteit van Pretoria en duurt tot en met donderdag. Het thema is: ”Augustinus en de christelijke kerk van de manicheeërs”.
Behalve uit Zuid-Afrika zijn de sprekers afkomstig uit Europa, Amerika en Australië. Centraal staan de vondsten van nieuwe manichese teksten uit de Dakleh- oase in Zuid-Egypte. Deze nieuwe teksten tonen duidelijk aan dat Augustinus terecht beklemtoonde dat de volgelingen van Mani (216-276) zichzelf als christenen beschouwden. Ook hijzelf behoorde jarenlang tot deze gnostische wereldkerk.
De bekering van Augustinus vond dus niet plaats vanuit een heidense jeugd. Integendeel, het was de overgang van een gnostische vorm van christendom naar een orthodoxe. Vanaf Pasen 387 was Augustinus lidmaat van de kerk die wilde staan in de orthodoxe traditie van het concilie van Nicea (325).
De spiritualiteit van Augustinus werd evenwel door de gnostisch-manichese christenen in blijvende mate gestempeld, aldus prof. Van Oort. Evenals zij deden, legde de latere katholieke kerkvader nadruk op het innerlijk ervaren van Christus. Om diverse redenen bestreed hij zijn vroegere geloofsgenoten. Maar ook gaf hij toe dat hij bij hen geleerd had en dat hij dat positieve vast wilde houden.
De conferentie in Pretoria begon aan de vooravond van de herdenking van Augustinus’ doop in de paasnacht van 24 op 25 april 387. Van Oort benadrukte het dramatische karakter van deze doop door de katholieke bisschop Ambrosius in Milaan. Vanuit de werken van Ambrosius werd gereconstrueerd hoe deze drievoudige trinitarische doop onder meer vergezeld ging van een voetwassing en zalving.
Voorafgaand aan de conferentie werd aan prof. Van Oort een feestbundel aangeboden die verscheen ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. Het boek bevat 35 wetenschappelijke bijdragen van onderzoekers wereldwijd. De studies gaan in op de themata die Van Oort tot nu toe in zijn wetenschappelijk werk heeft behandeld. Aan de orde komen vele facetten van Augustinus, van het manicheïsme, en ook van een aantal gnostische teksten zoals het recent ontdekte Judasevangelie. De publicatie van precies 800 bladzijden is uitgegeven door Brill in Leiden en Boston.
Twee redacteuren, de Zuid-Afrikaanse dr. Annemaré Kotzé van Stellenbosch en de Groningse Augustinusspecialist dr. J. A. van den Berg, overhandigden het boek aan prof. Van Oort. Kotzé benadrukte in haar toespraak de betekenis van Van Oort voor het onderzoek van Augustinus’ ”Belijdenissen”. Dr. Van den Berg ging in op „de inspiratie die van hem voor hem en vele anderen van de vroegere Utrechtse Augustinuscolleges uitging en die later uitdijden tot een wereldwijde kring.”