Geen geld
Armen van geest zitten doorgaans aan de grond en zijn beschaamd als zij letten op al Gods geboden. Zij hebben er niet een van gehouden en zien dat zij tienduizend talenten schuldig zijn en dat zij ieder gebod wel duizendmaal zwaar hebben overtreden. Ook durven zij zichzelf niet van een kwaad vrij te pleiten.Zij hebben niets om te betalen of enige deugd daartegenover te zetten. Zij hebben geen geld om Gods gunst te kopen. Zo’n geestelijk arm mens bevindt zich zo blind als de duisternis, ja zo boos als de vijand. Er is in zijn oog geen erger mens dan hij. Dit doet hem meermalen zuchten: Ach, wat ken ik van God, van Jezus, van de weg der zaligheid? Ja, hoe weinig heb ik van mijzelf en hoe ver ben ik vervreemd van het leven dat uit God is en van de zalige gemeenschap met Hem? Zijn er mensen die ook klagen, zij zijn in zijn gedachten niet zo erg als hij. Ook hebben zij van zichzelf niet de minste hoop of verwachting om alles, zoals die dienstknecht, te betalen. Zulke armen kunnen niets doen.
Velen mogen in het natuurlijke geen geld hebben, doch die hebben handen om de kost te verdienen. Maar geestelijk armen kunnen uit zichzelf niets dan alleen God tergen en zichzelf verderven en zich dood zondigen.
H. ter Borgh,
lidmaat te Groningen