Kerk & religie

„Koning Willem I was bepaald niet orthodox”

GOUDA – „Niet voor bals vragen”, noteerde de ceremonie­meester van het Koninklijk Huis achter de naam van de hofpredikers. „Begrijpelijk, gezien de ambtelijke waardigheid van de predikanten”, zegt drs. Janneke de Jong-Slagman. „Maar daardoor ging wel een deel van het hofleven aan hen voorbij.”

L. Vogelaar
20 April 2012 11:11Gewijzigd op 14 November 2020 20:38
De Jong. Foto RD
De Jong. Foto RD

De Jong, docente Nederlands aan Driestar Hogeschool in Gouda, promoveert woensdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam op een onderzoek naar de Nederlandse hofpredikers in de negentiende eeuw. „Mijn doctoraalscriptie letterkunde ging over hofprediker ds. C. E. van Koetsveld. Hij schreef dat zijn voorganger twintig jaar niets had uitgevoerd. Ook andere opmerkingen over het hofleven intrigeerden me.”

In de historiografie is het onder­werp religie aan het hof de laatste jaren meer onder de aandacht gekomen dan eerder, stelt De Jong in haar proefschrift. „De hofpredikers uit de zestiende en de zeventiende eeuw zijn inmiddels vaak beschreven, onder meer vanwege de invloed die ze hadden op de opvoeding van de prinsen. De predikers uit de negentiende eeuw waren echter nauwelijks bestudeerd, terwijl die periode juist mijn belangstelling heeft: ik voel me verwant met het Réveil en geef er ook colleges over.

Verder is het intrigerend dat Nederland een koninkrijk werd in een periode waarin elders 
monarchieën verdwenen.”

De meeste tijd tijdens zes jaar promotieonderzoek ging op aan het doorvorsen van archieven, waaronder het Koninklijk Huisarchief. Inmiddels wijdde 
De Jong vier artikelen in het kerkhistorisch tijdschrift Oude Paden aan hofpredikers, ook die uit de twintigste eeuw.

Verlicht vorst

„Een van de mooie kanten van historisch onderzoek is dat je misverstanden ontmaskert. Zo is in 1973 in de Christelijke Encyclopedie vermeld dat ds. J. H. Merle d’Aubigné hofprediker van koning Willem I was, en dat is vervolgens in allerlei literatuur –met name uit orthodoxe hoek– overgenomen. Sommige auteurs leidden daaruit af dat Willem I redelijk orthodox was, wat overigens niet bleek uit zijn optreden tegen de afgescheidenen. Het blijkt ook niet te kloppen: Merle d’Aubigné had contacten aan het hof, maar is er nooit benoemd. En Willem I was bepaald niet orthodox; hij was een verlicht vorst. Het Réveil had vervolgens hoge verwachtingen van zijn zoon, Willem II, maar is daarin teleurgesteld.”

Verschillen

Door de eeuwen heen werd aan hofpredikers de leiding van doop-, huwelijks- en rouwplechtigheden toebetrouwd. Hun andere taken waren minder constant. „Onder Willem I zorgde de hervormde hofprediker voor deze plechtigheden, terwijl zijn Waalse collega met de godsdienstige opvoeding van de koningskinderen was belast. In 1840 verdween de Waalse predikant voor lange tijd van het hof en kreeg zijn hervormde collega de opvoeding als taak erbij.”

Verschil was er ook in politieke invloed. De promovenda onderscheidt in de negentiende eeuw drie perioden. „Onder Willem I waren de betekenis en de invloed van de hofpredikers groot. Een hofprediker als I. J. Dermout wilde eenheid in de kerk en steunde daarom de vervolging van de afgescheidenen. Het liefst had hij hervormden en luthersen in één kerk bijeengebracht. Dat strookte met de opvattingen van de koning.”

De betekenis van de hofpredikers nam na het terugtreden van Willem I in 1840 af, maar kreeg een nieuwe impuls door de Aprilbeweging van 1853, het protestantse verzet tegen herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Inmiddels was Willem III koning. „Deze zag in dat hij te weinig werk had gemaakt van de geestelijkheid aan het hof. Hij benoemde weer twee hofpredikers: een hervormde, die bijdroeg aan de opvoeding van de prinsen, en een Waalse, die niets hoefde te doen en alleen bij feesten en diners als representant van de kerk aanwezig was. Willem III gebruikte zijn hofpredikers vooral om zijn protestantse imago op te poetsen.”

De ceremoniemeester wist ook wanneer hij de predikanten niet moest uitnodigen; hij vermeldde achter hun namen steeds: „Niet voor bals vragen.”

Preken

De derde periode was van 1878 tot 1890, rond het tweede huwelijk van koning Willem III. De betekenis van de hofpredikers was langzamerhand weer afgenomen, maar kreeg een nieuwe impuls doordat Willem III in 1879 hertrouwde met Emma, die het geloof serieus nam. Er werden weer twee hofpredikers aangesteld. Hun functie was echter anders dan die van hun voor­gangers: met kerkpolitiek hielden ze zich niet meer bezig, ze waren er echt voor het geestelijk welzijn aan het hof.

Dat blijkt ook uit het feit dat het accent op de prediking kwam te liggen, terwijl die eerder nauwelijks een rol speelde. De predikers gingen vaak naar Paleis Het Loo in Apeldoorn, om voor leden van de koninklijke familie te preken en gesprekken met hen te voeren. Koningin Emma consulteerde de predikers voor de opvoeding van prinses Wilhelmina.

Koningin Wilhelmina zette die lijn voort. Bovendien wilde ze geen „sterren aan het firmament” –hooggeplaatsten in de kerk–, maar gewone predikanten die de geestelijke verzorging serieus namen.

Beets

Een „leuke vondst” noemt De Jong een brievenverzameling die ze aantrof in de Leidse universiteitsbibliotheek. „Daaruit blijkt dat koningin Sophie –echt­genote van Willem III– en prinses Marianne –dochter van Willem I– zich zeer aangesproken wisten door ds. N. Beets en vaak met hem spraken.”

Naast de hofpredikers beschreef De Jong in haar proefschrift ”Een nobele en pieuse carrière. Predikanten aan het negentiende-eeuwse Oranjehof” ook de gemeentepredikanten in plaatsen waar de Nederlandse vorsten vaak verbleven, zoals Apeldoorn, Brussel, Soest/Baarn en Tilburg, maar ook Luxemburg.

„Ik wilde weten met welke predikanten de leden van het Oranje­huis van doen hadden, zeker omdat er aan het hof zelf weinig of niet gepreekt werd”, zegt de Driestardocente. „Het leverde interessante en relatief onbekende gegevens op. Zo blijkt de Luxemburgse stadhouder Hendrik –Hendrik de Zeevaarder, broer van koning Willem III– een groot aandeel gehad te hebben in de stichting van een protestantse kerk in zijn gebied.”

Interessante gegevens die nog weinig onderzocht zijn, zijn volgens de promovenda de gevolgen van de opstand van 1830 voor de protestantse kerken in Brussel. „Zij hadden geprofiteerd van de aanwezigheid van het Nederlandse hof, maar toen de Belgen met het Oranjehuis braken, koelden ze hun woede op de Nederlandse kerk.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer