Te weinig bewogenheid met de Samaritanen
„Jezus is nooit welkom geweest. Niet in Bethlehem, noch in Samaria, noch in Jeruzalem. Hier niet en op het zendingsveld ook niet. Laten Gods knechten bedenken dat ook zij de deur voor Hem niet hebben opengezet. Dan kunnen ze beter verdragen dat Hem onderdak wordt geweigerd.” Dat zei ds. M. van Kooten woensdagmiddag tijdens de jaarlijkse zendingsmiddag in Doornspijk.
Na de korte inleiding van de plaatselijke predikant, ds. W. Roos, sprak de hervormde predikant uit Montfoort over ”Het doel van de komst van de Zoon des mensen in deze wereld”. Hij nam zijn uitgangspunt in het gedeelte uit Lukas 9 waar de Heere Jezus op weg naar Jeruzalem het land Samaria niet mijdt, maar Zijn route kiest door het Samaritaanse land. „De toenmalige verhouding tussen Joden en Samaritanen zou je kunnen vergelijken met de relatie tussen christenen en mohammedanen tegenwoordig”, zei ds. Van Kooten. „Bepaalde elementen en geschiedenissen uit de Bijbel hebben we gemeen. Maar op cruciale punten gaan de wegen uiteen. Onder ons is te veel bangheid voor en te weinig bewogenheid met de islamieten. We behoeven hen niet te mijden en zouden de aanbidders van Allah en de lezers van de koran met meer bewogenheid tegemoet moeten treden. Als de Samaritanen blijk geven van een roekeloze verachting van Jezus, reageren Johannes, de ”apostel der liefde”, en Jakobus met een rigoureus verzoek om wraak. De ijver van deze godsmannen wordt echter niet gehonoreerd, maar radicaal veroordeeld.
„Verrassend is hier de uitleg van de kanttekening van de Statenvertaling”, aldus de predikant. „Wie Christus’ Geest ontving, behoort niet de ondergang, maar het behoud van anderen te zoeken. Ook thans zijn de ijveraars voor de Heere vaak bezig met het ijveren voor eigen eer. Christus zegt hier dat behouden tot Zijn eigen natuur behoort en het doel van Zijn komst in het vlees is. Pas bij Zijn wederkomst zal Hij Zijn vijanden verderven. Later zal Jezus nog uitdrukkelijk vermelden dat het Evangelie verkondigd moet worden, te beginnen bij Jeruzalem en Samaria. Ook Filippus blijkt in het bijzonder onder de Samaritanen het Evangelie te verkondigen.
Ds. D. Heemskerk sprak over Lukas 8:18: „Ziet dan, hoe gij hoort; want zo wie heeft, dien zal gegeven worden; en zo wie niet heeft, ook hetgeen hij meent te hebben, zal van hem genomen worden.” „Dit vers kan als de toepassing van de gelijkenis van het zaad worden genomen”, zo begon de Garderense predikant zijn overdenking. „Omdat het door de hoogste Profeet Zelf is gezegd, behoeft aan het waarheidsgehalte ervan niet getwijfeld te worden. De Koning van de Kerk stelt de hoorders van het Woord voor de volle honderd procent verantwoordelijk. De gelijkenis spreekt over de uitzaaiing van slechts één zaad. Dat wil zeggen dat aan allen zonder onderscheid hetzelfde Woord verkondigd moet worden. Het aanhoren van de prediking is geen vrijblijvende zaak en daarom is er geen verontschuldiging. Niet voor niets volgt de ernstige waarschuwing: „Ziet, hóe gij hoort.”
„Hier liggen lessen voor de huidige kerkganger”, aldus ds. Heemskerk. „Hoor toch niet zo harteloos, lusteloos, liefdeloos en biddeloos naar de verkondiging van het Woord, maar hoor met verwondering en heilige verbazing hoe God uit louter genade zondaren zalig wil maken. Zet u toch niet onder het Woord met die liefdeloze kritiek en vergeet toch die eigen schema’s en zelfgemaakte meetlatten.” Tegenover deze houding stelde hij dat het beter is om „vooraf te smeken om de ware eerbied, als iemand die in grote nood verkeert en begerig is de stem van de Redder te horen. Alleen hoorder te zijn van het Woord is niet genoeg; men moet een dader zijn. Het volk dat in beginsel het werk van de Geest mocht ontvangen, wordt hier omschreven als „wie heeft.” Zij die „niet hebben” kennen geen bijbelse bekering, geen honger naar gerechtigheid, geen gevoel van zonde, geen verkwikking van de belofte van genade. Alles wat ze menen te hebben, moeten ze loslaten, om alleen schuld en zonde over te houden.”
Gods Woord geeft geen enkele grond voor verbondsautomatisme, vervolgde de predikant, „gezien het feit dat Jezus hier tot mensen spreekt die op het erf van het verbond leven. Ook de Dordtse Leerregels laten zich zo helder en krachtig uit over de roeping door God tot alle hoorders. Christus Zelf, Die als geen ander wist hoe geestelijk dood de mens is, vond het niet overbodig om met ernst te wijzen op de roeping Gods. Daarom moeten wij ook daar beginnen, dat God de zondaar met ernst tot waarachtige bekering roept. Deze indringende waarschuwing leert ons dat we om eigen schuld verloren gaan.”