Kerkbladen wijzen op Gods hand in ondergang Titanic
De ondergang van de Titanic schokte velen in Europa en Amerika. In kerkbladen klonk dat echter maar beperkt door. Slechts enkele redacties beschouwden de ramp in Bijbels licht. De later christelijke gereformeerde ds. G. Wisse lijkt een uitzondering te vormen. Hij publiceerde een preek naar aanleiding van de zeeramp.
In de kerkbladen die aandacht besteedden aan de ramp met de Titanic wordt er steeds op gewezen dat God de hoogmoedige mens heeft willen terechtwijzen en dat de ondergang van het schip een oordeel van Zijn hand is. „Hoe weinig wordt nog opgemerkt in ’t plotseling vergaan der Titanic de waarschuwende stemme Gods, dat alzoo de geheele wereld onverwacht voor haar ondergang wordt gesteld!” zo staat begin mei 1912 in Alle Volken, een periodieke uitgave van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB).
In De Waarheidsvriend, orgaan van de Gereformeerde Bond, klinkt op 26 april 1912 eenzelfde geluid. „Thans zou er een schip in de vaart komen dat, menschelijkerwijs gesproken, volmaakt was. Wat werd er al niet over die ”Titanic” gesproken. Maakte men van deze boot gebruik om zijn reis naar de nieuwe wereld te ondernemen, dan –zoo heette het– kon men ervan verzekerd zijn, dat men door geen ongeval zou getroffen worden. Immers het schip was zóo geconstrueerd, dat wat er ook gebeuren mocht, een veilige reis van het eene werelddeel naar het andere verzekerd was. Het menschelijk vernuft had wonderen verricht. (…) Alleen zij er hier de aandacht op gevestigd, dat wat de mensch verricht, ook al is dit nog zoo kunstig, zijn werk toch gebrekkig blijft. De Heere heeft ons op al onzen weg te bewaren. Ook op de breede wateren van den Oceaan.”
De commentator in De Waarheidsvriend wijst ook op de ijdelheid van het leven aan boord van de Titanic, ook op de zondag voorafgaand aan de nacht waarop het schip verging. „Zijn de berichten juist, dan moet op den Zondagavond voorafgaande aan den nacht, waarin het schip verging, een groote maaltijd hebben plaatsgehad en moet die dag met een bal zijn besloten. Daarna kwam de botsing met den ijsberg.”
En dat heette nu een schip dat niet zinken kon, schrijft een medewerker van De Wekker, orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken, in het nummer dat in de week van de ramp verscheen. „Als het Babel van weleer, is al die trots en grootheid van menschen als weggevaagd, door den adem des Almachtigen. Mogen de vele rouwdragenden over smartelijk verlies, hun troost en toevlucht zoeken bij Hem die zich ontfermt op het gebed”, vervolgt het periodiek een enkele week na de ramp.
De vrees is groot dat de mensheid weinig leert van deze ramp, maar God zal haar tegenkomen, schrijft een redactielid van De Waarheidsvriend in de editie van 10 mei 1912. „En laat men nu zulk een schip nóg sterker maken, en laat men het aantal reddingsbooten nóg uitbreiden, en laat men nóg meer schatten en weelde bij elkaar brengen, laat men nóg bruter zeggen dat het grootste gevaar tot spel is geworden –dan lacht Hij die op den troon zit met alle menschelijke sterkte en wijsheid, en de oceaan verheft zich op Zijn bevel en brengt alle titanentrots een knak toe– die doet ontstellen, weenen, beven.”
Preken
Waarom de aandacht voor de ramp in de kerkbladen beperkt is, is niet duidelijk. Beperkten de redacties zich vooral tot kerkelijke en theologische onderwerpen en was het niet gebruikelijk het nieuws in het licht van Gods Woord te beschouwen? Of was de ondergang van dit zeeschip niet méér bijzonder dan de rampen met andere oceaanreuzen?
Of er in kerken veel aandacht is geweest voor de ramp is niet goed te achterhalen. Voor –de later christelijke gereformeerde– ds. G. Wisse was de catastrofe reden een leerrede uit te spreken. De remonstrantse ds. H. van Assendelft wees er in Gouda op dat de mensheid in al haar trots niet ongestraft kon blijven. De preek verscheen daarna in een plaatselijke krant.
Het Leger des Heils sprong in op de belangstelling die er ineens ontstond voor het lied ”Nader, mijn God, tot U”, dat kort voor de ondergang door het orkest op de Titanic zou zijn gespeeld. In een Utrechts park organiseerde het Leger een bijeenkomst met gewijde muziek waarop ook dit lied klonk. Veel positieve reacties volgden, waarop het Leger des Heils een herdenkingsplechtigheid hield in Amsterdam. Daar kwamen duizenden mensen op af; reden voor het Leger om meer bijeenkomsten te organiseren.
Spreekwoordelijk
De ramp met de Titanic is nadien spreekwoordelijk geworden. De ondergang van het zeeschip is vaak beschreven als voorbeeld van de hoogmoedige mens die door God wordt gecorrigeerd. Neem het blad De Reformatie van 9 december 1932: „Men herinnert er aan, hoe kort voor den oorlog de majestueuze Titanic, vrucht van menschelijk kennen en kunnen, haar weg zocht naar de nieuwe wereld volgens een eigengekozen, nieuwe route. Waarbij zij botste tegen den ijsberg en verging! Ziet ge, zoo heet het, dat was geen ongeluk, dat was een gericht! Een symbool! De mensch kan het niet, en moet niet probeeren eigenwijs individualistisch te werk te gaan. Dat voert tot een bankroet, dat leidt naar den afgrond! En daarvan moeten we verlost worden!”
Dit is de derde aflevering in een serie artikelen over de Titanic. Morgen deel 4.
„De hele nacht aldoor gebeden”
De (anglicaanse) Kerk van Ierland was trots op de scheepsbouw in Belfast. Juist in de week van de ramp nam het kerkblad The Church of Ireland Gazette een klein berichtje op over een lezing van Thomas Andrews. Deze ontwerper van de Titanic en directielid van scheepsbouwer Harland & Wolff in Belfast had verslag gedaan van de groei van de scheepsbouw in het noorden van Ierland.
Op het moment dat de Gazette werd bezorgd, was Andrews waarschijnlijk al verdronken. In het volgende nummer, van 19 april 1912, werd zijn dood uitdrukkelijk betreurd. De redactie vond het „onmogelijk de verwarring in Belfast” te beschrijven. Het nieuws was met „ongeloof en verschrikking” ontvangen. Al enkele jaren behoorde het vaartuig tot het „meest trotse bezit” van de stad. „De mogelijkheid dat het midden op de oceaan zou zinken (…) zou vol vertrouwen van de hand zijn gewezen”, aldus de Gazette. De ondergang van het grote schip had „in alle delen van het imperium” grote schrik gegeven.
Meer geestelijk ging de Gazette enkele weken later op de zaak in, naar aanleiding van de herdenkingsdienst op 28 april. De deken van Belfast Cathedral had in ooggetuigenverslagen gelezen dat mensen aan boord van de Titanic de hele nacht hadden gebeden. „Als zij in zulke extreme omstandigheden konden bidden, konden ze ook zeggen: Onze Vader, Die in de hemelen zijt.”
Het Ierse Catholic Bulletin kwam pas in juni met een terugblik op de „opzienbarende ramp.” De impact op de rooms-katholieke bevolking was natuurlijk groot, maar niet zo groot als die op de protestantse.
De franciscaner pater P. F. Kavanagh schreef een gedicht van twee pagina’s over het zinken van het schip, dat hij de „triomf van menselijk vakwerk” noemt en de „koningin van de zeeën.” „Het spoedde zich op zijn weg, ach, om zijn oordeel te ontmoeten.”
Uitgebreid staat hij stil bij het feit dat mannen hun vrouwen en kinderen bij de reddingsboten brachten. „O! wat een afscheid; welke woorden kunnen de afschuw schilderen? Welke woorden vertellen de angst van dat uur?”
Om te besluiten met: „Maar, o mijn God! zie in mededogen neer op deze arme zielen.”
In het ‘jaarboekje’ van 1912 blikte de Irish Catholic Directory terug op de grote ramp. Onder de slachtoffers waren enkele rooms-katholieke priesters geweest, onder wie Thomas Byles uit Engeland die in Amerika een broer zou opzoeken, en Joseph Mantvilla uit Rusland, die in Londen verbleef om er Engels te leren.
Ds. Wisse hield preek over ramp met Titanic
De zondag na de ondergang van de Titanic, 21 april 1912, preekte de christelijke gereformeerde predikant –later hoogleraar– G. Wisse in de Burgwalkerk te Kampen naar aanleiding van de ramp. ”De Titanic en de ark”, is later in druk verschenen.
Ds. Wisse gaf de preek op „dringend verzoek” uit, „om Gods grootheid in het licht te stellen, en Zijne eer te verhoogen tegenover de nietigheid van het schepsel; tevens om u te vermanen, een veilige wijkplaats ter behoudenis te zoeken tegen den dag des grooten gerichts.”
De predikant liet als inleiding de geschiedenis over de voorzegging van de zondvloed uit Genesis 6:1-8 lezen. Als teksten voor de preek dienden Mattheüs 24:37-39, waarin de laatste dagen van de wereld vergeleken worden met de dagen van Noach, en Hebreeën 11:7a, waarin staat dat Noach door het geloof de ark heeft gebouwd. De predikant preekte over ”De arke der behoudenis in de wereldramp van het godsgericht” aan de hand van 1. Gebouwd op Gods bevel door het geloof; 2. Bewaard in Gods kracht, te midden van den vloed; 3. Behouden tot Gods eer, het schepsel ondanks.