Augustinus centraal op college AKZ+
ZWOLLE – De vrije wil van de mens en de soevereiniteit van God zijn twee christelijke ontdekkingen die de laatste vijf eeuwen ten onrechte tegen elkaar zijn uitgespeeld. Dat stelde dr. Nico den Bok, systematisch theoloog binnen de Protestantse Kerk in Nederland, donderdagavond tijdens het eerste college in een reeks van vijf rond het thema ”Vrije wil”.
De colleges worden georganiseerd door AKZ+, een gezamenlijk project van de Theologische Universiteit Apeldoorn, de Theologische Universiteit Kampen en de Gereformeerde Hogeschool Zwolle.
Zo’n dertig mensen waren aanwezig. Onder hen lezer van deze krant, die met abonnementsvoordeel aan de cursus konden deelnemen. En leerlingen uit vwo 5 van het Greijdanus College in Zwolle, waar de avond was belegd. „Wij komen de gemiddelde leeftijd omlaag helpen.”
Den Bok meent dat de verschillende leeftijden, maar juist ook de verschillende kerkelijke achtergronden van de aanwezigen een goede insteek bieden om te spreken over de manier waarop de kerkvader Augustinus over de vrije wil gedacht heeft.
De kerkvader heeft in zijn leven lange tijd geworsteld met de vrije wil, zo toont Den Bok aan de hand van Augustinus’ ”Belijdenissen” aan. „Augustinus had een sterke erotische aanleg. Dat is op zich een mooie begaafdheid, want het maakt je heel affectief en beeldend, maar het zorgde ook voor relatieproblemen. Op 17-jarige leeftijd werd hij vader en hij woonde nadien vijftien jaar samen met zijn vriendin. Toen hij haar –mede op aandringen van moeder Monica– wegstuurde, was zijn behoefte aan genegenheid zo sterk dat hij snel weer een vriendin had. Augustinus keurde deze handelwijze van zichzelf nooit goed.”
Mede door deze episode in zijn leven ontdekte de kerkvader: „Ik weet wat het goede is, maar nu doe ik het nog niet.” Dat heeft –zo ontdekte hij– met de wil te maken. „Uit een verkeerd gerichte wil groeit hartstocht. Als je daar niet tegenin gaat, wordt hij een keten voor je.”
Betekent dit dat je volgens Augustinus geen antenne voor het goede meer hebt? „Iets in ons beaamt het goede”, stelt Den Bok. „Dat verbindt Augustinus met God. Hieruit zijn twee lijnen ontstaan in de christelijke traditie. De strenge orthodoxie beweert dat dit geheel verloren is gegaan. De gematigde orthodoxie stelt dat dit geweten is beschadigd door de zondeval, maar dat er nog veel goede sporen in ons zitten.”
Om duidelijk te maken waar Augustinus staat, noemt Den Bok Pelagius, een tegenstander van de kerkvader. „Pelagius zegt dat de mens moet veranderen, en dat hij dat ook kan als hij het maar wil. Augustinus zegt dat de mens inderdaad moet veranderen, maar dat de wil om te veranderen eerst in hem moet groeien, vaak tegen allerlei verzet in. In dit hele proces gaat de genade voorop, maar blijft de verantwoordelijkheid staan. De kerkvader wil Scylla en Charibdis vermijden: niet de vrije keuze alleen, maar ook niet de genade van God zonder vrije wil van de mens alleen. De mens heeft een vrije wil, maar deze zit gevangen in innerlijke gewoontes.”
„Was Calvijn niet veel meer zwart-wit dan Augustinus?” vraagt iemand uit de zaal. „Dat klopt, Calvijn zegt dat de mens is vastgelegd door Gods wil. Augustinus houdt Gods genade met de vrije wil van de mens overeind.”
Het beste voorbeeld daarvan staat in boek 9 van de ”Belijdenissen”, stelt de docent. Daar wordt voor het eerst de vrije wil (”liberum arbitrium”) genoemd. „Die wil is niet bij de bekering ontstaan, maar komt dan pas goed te voorschijn. Hij was eerder bedekt, onder iets bedolven. Daarom moet hij ook geroepen worden.”
Tegelijk gaat het volgens Den Bok om „een vrije keuze, een instemming met die roep. Augustinus spreekt hier van de „vrije keuze om mijn hoofd te buigen onder Uw juk.” Als je tegen God kiest, beweeg je je in de richting van de dood. Daarmee ben je niet dood, maar je natuur raakt bevangen, want je kunt je niet naar God wenden, zoals je je wel vrij van hem kon afwenden.”