Het lijden op de wallen
Vanaf de toren van de Oude Kerk bonzen twaalf slagen over Amsterdams oudste buurt. Twaalf uur op de dag. Rond het Oudekerksplein ontwaakt loom de nieuwe morgen. Twaalf uur op de dag was het ook ooit op Golgotha. De lucht betrok, alle licht werd weggeroofd, de zon smolt weg in grijze schemer. „En er werd duisternis over de gehele aarde.”
Hartje wallen, naar men zegt de bekendste rosse buurt ter wereld. De regio rond de Oude Kerk ligt er in de lentezon prachtig bij. Het is voor de begrippen van hier nog vroeg. De meeste rode lampen zijn nog uit, de meeste gordijnen slordig gesloten. Weet hier wellicht nog iemand iets van Goede Vrijdag, Stille Zaterdag, Pasen? Heeft iemand hier sjoege van het wonder van paasmorgen?
Vanaf de bijna 70 meter hoge Oudekerkstoren verspreidt stadsbeiaardier Boudewijn Zwart de boodschap van het lijden over centraal Mokum: „Ick wil my gaen vertroosten, in Jesu lijden groot.” Wat doet zo’n koraal met de mensen hier?
Op de Oudekerksbrug staan twee jongens de buurt te fotograferen. Zegt het hun iets, dat ”In Jesu lijden groot”? Nee, niets. Pasen dan? „We weten van een eerste en een tweede paasdag, meer niet.” In het urinoir, net naast de brug, heeft iemand gedaan wat hij moest doen. Weet hij waarom de beiaardier een lijdenskoraal speelt? Hij bromt wat, over dat hij vroeger katholiek was. „Maar nu niet meer.”
De Oude Kerk is open voor publiek. Binnen dwaalt een jonge vrouw rond, in diep gepeins. Pasen? „O ja”, zegt ze enthousiast. Adyson heet ze en ze komt uit Amerika, uit Minneapolis. „Christus is opgestaan. En in de paasnacht gaan we altijd naar de mis.” Gelooft Adyson in de lichamelijke opstanding van Jezus? En weer enthousiast: „O ja, maar natuurlijk.”
In de Oude Kerk loopt een expositie met portretten en tekeningen van de Amsterdamse kunstenaar Anton Martineau. Er is veel bloot, veel chaos, wreed en plat. Door hoge ramen valt met bakken tegelijk het middaglicht naar binnen.
Gastvrouw in de Oude Kerk is vandaag Eleonora. Waar denkt zij aan bij Pasen? „Aan de kleur geel, aan blijmoedigheid, aan iets dat vrolijk is. Ik heb er verder geen filosofie bij, wel een bepaald gevoel, over lente, voorjaar, een nieuw begin.”
Onder de gewelfschildering ”Christus, de Man der smarten” staat Karel. Vol ergernis zegt hij: „Pasen? Het ei. Ik weet er alles van. U gelooft dat er vroeger Iemand opgestaan is, maar ik wéét dat dat niet zo is.”
Bij de deur naar de sacristie zit iemand in de grond te wroeten. Dirk is de naam. Hij restaureert grafstenen. „Een beetje ver van je bed, hè, paasfeest”, zegt hij. Hij weet ’t nog: „Het gaat over Iemand Die uit het graf is opgestaan.” Het raakt Dirk toch wel. „Ik bid elke dag, ik weet alleen nooit zo goed tot Wie ik dan praat. Pasen. Er zal wel iets van waar zijn. Er moet toch wel iets zijn boven ons, en na ons?”
Ruwhouten kruis
Achter het koorhek staat een groot ruwhouten kruis, 3 meter hoog. Jan Mevius, vrijwilliger voor de Stichting Oude Kerk Amsterdam, weet daar wel iets over te vertellen. „In de Stille Week zetten we dat kruis daar altijd neer. Op de avond van Goede Vrijdag leggen we er bloemen bij. En op paasmorgen gaan we die bloemen uitdelen in de buurt.”
Sommige passanten kennen de boodschap van het kruis, zegt Mevius. „Voor de een is het symboliek. Voor de ander is het aanstootgevend, een kruis, waaraan Iemand zou zijn gekruisigd.”
In het middenschip zit iemand voor zich uit te peinzen. Hij is zo te zien bezig de rommel in zijn ziel te aanschouwen. Kennelijk doet hij pogingen nog wat te ordenen, wat op te ruimen voordat het Pasen is, weg te doen wat weggedaan moet worden. Nee, hij wil niets zeggen. Nee, ook niet over Pasen.
Buiten rammelt een karretje van de gemeentelijke reinigingsdienst over de keitjes van het Oudekerksplein. Devoot speelt beiaardier Zwart het lijdenskoraal ”O hoofd bedekt met wonden, belaân met smart en hoon, o hoofd ten spot ombonden, met ene doornenkroon”.
Ongezuurd brood
De Oude Kerk reikt het hoogste van alle gebouwen hier. Misschien is zo’n kerk wel veel te hoog voor de vrouwen die in deze buurt de kost verdienen. De eerste gordijnen rond de kerk schuiven open. Rode lampen floepen aan.
Een gemeentearbeider leunt op een bezemsteel. „Pasen? Dat gaat terug op dat ongezuurde brood, toch?” zegt hij. „Ik heb er weinig mee. Maar ik moet verder, schoffelen, rond die anderhalve boom die hier staat.”
Een gids legt aan een groep jongelui uit waarom er een Oude Kerk staat op deze vreemde plaats. Het is het oudste gebouw van de stad, in de veertiende eeuw gesticht door vissers aan de Amstel, gewijd aan Sint-Nicolaas, nu gezien als ”huiskamer van Amsterdam”. Hier repareerden vissers hun netten, Sweelinck bespeelde het orgel, Rembrandt ging er in ondertrouw met zijn Saskia, en Feike Asma werd van hieruit ter aarde besteld.
De Oude Kerk is als een aangenaam eiland in een beruchte buurt als deze, een vluchtheuvel in de binnenstad. Binnen komen mensen die in het pikkedonker van het leven op zoek zijn naar het licht, die geen raad weten met het leven, en nog minder met het lijden. Buiten loopt, vooral ’s avonds en ’s nachts, rond de kerk een uittreksel van de mensheid, geslaagd of aan lager wal geraakt, vroom of hopeloos. Velen hullen zich hier, met een verkreukelde ziel door alles wat surrogaat kan heten, in grootstedelijke anonimiteit.
Prostituees leiden, meestal onbegrepen, vrijwillig of gedwongen, benard en benauwd, hun bestaan op wat vierkante meters. Velen van hen spreken nauwelijks een woord Nederlands. „Maar daar gaat het hier ook niet om”, zegt coffeeshophoudster Tonny. „Om Pasen ook niet trouwens.”
Scharlaken Koord
In een oud pand in de Barndesteeg zit het Scharlaken Koord, een christelijke hulpverleningsorganisatie voor prostituees. Jolanda van der Maas, coördinator straatwerk, vertelt dat ze aan het einde van de Goede Week op de wallen de traditionele paasactie houden. Dan gaan ze met enkele medewerkers en vrijwilligers langs de ramen van de prostituees, met een bloemetje en een kaartje waarop (in zeven talen) staat wat Goede Vrijdag is. Daarop staat: „Dat is een dag waarop christenen herdenken dat Jezus Christus gestorven is aan een kruis. Nu vraag jij je misschien af: waarom noemen ze dat een goede dag? God heeft namelijk op deze manier zijn grote liefde voor de mensen getoond. Hij heeft zijn Zoon, Jezus Christus, gestuurd en hem voor ons laten sterven. Zo werd de kloof tussen God en mens, die er was door de zonde, overbrugd. Dit geldt ook voor jou.”
Veel vrouwen die hier werken, komen uit Latijns-Amerika en Oost-Europa. Van der Maas: „Sommigen van hen hebben een rooms-katholieke of orthodox-protestantse achtergrond. De boodschap van Pasen is dan niet helemaal onbekend. Er zijn wel vrouwen die op zondag en met Pasen naar de kerk gaan, ergens in de buurt.”
Het Scharlaken Koord wil prostituees helpen, bij praktische en financiële zaken, biedt een luisterend oor als iemand zijn verhaal kwijt wil, en helpt ook als een vrouw wil stoppen met prostitutie.
Met koppels van twee worden de prostituees die op de wallen werken wekelijks bezocht, ook voor de paasactie. „Als we de vrouwen bezoeken, willen we naast hen staan en aansluiting bij hen zoeken. We vragen hoe het met hen gaat en wat hen bezighoudt. Zelf vertellen we dat we van een christelijke organisatie zijn. Dat biedt soms opening tot een gesprek waarin we meer over het Evangelie kunnen vertellen. Soms bidden we ook met hen.”
Erbarme dich
De torenklok van de Oude Kerk slaat drie. Drie uur op de middag. Boudewijn Zwart speelt het slotkoor uit Bachs Matthäus Passion, „Wir setzen uns mit Tränen nieder, und rufen dir im Grabe zu, ruhe sanfte, sanfte ruh.”
Op de Oudekerksbrug staat een meisje te luisteren. Ze kent de Matthäus Passion wel, natuurlijk kent ze die. Kent ze Pasen ook, en doet ze wat aan Pasen? „Ik vier Pasen, maar niet zoals het hoort, ik bedoel, niet zo heidens, met eieren en konijnen.” Hoe dan wel? Ze zwijgt.
Dan klinkt hoog boven Mokum de aria ”Erbarme dich”. „Erbarme dich, Mein Gott”, ontferm U. Vergeef het hun. Ze weten niet wat ze doen. De galm klinkt na over de rosse buurt. Niemand hoort ervan op.
Morgen is het Pasen. Geen graf hield Davids Zoon omkneld. „Hij is hier niet, want Hij is opgestaan.” Op de wallen gaan dan evengoed de rode lichten weer aan. Maar Jezus was een vriend van hoeren en tollenaren, at zelfs met hen. Hij nodigde juist mensen uit uit de wegen en de heggen, omdat anderen niet wilden komen. Ze hadden geen zin, of geen tijd, waren niet geïnteresseerd, hadden het te druk met van alles en met niks.
De opgestane Levensvorst zegt: „Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods.”