Kanker en roken
De boodschap op sigaretten- en sigarendoosjes is overduidelijk: roken is dodelijk. Al decennialang is de relatie tussen tabaksgebruik en longkanker duidelijk. Toch blijft voor velen het genot zwaarder wegen dan het gezondheidsrisico.
„Wij geloven dat onze producten niet schadelijk zijn voor de gezondheid. We hebben altijd nauw samengewerkt met instanties die de nationale gezondheid bewaken en zullen dat blijven doen.” Deze boodschap verbreidden tabaksfabrikanten in 1957 in Amerikaanse kranten met een paginagrote advertentie.
Een paar jaar later bereikte het aandeel volwassen rokers in de Verenigde Staten zijn hoogtepunt: 45 procent van de bevolking. Gemiddeld staken die bijna 4000 sigaretten per jaar op: zo’n elf per dag, oftewel bijna één per uur dat men wakker is.
Gezondheidsorganisaties maakten zich nog nauwelijks druk over de link tussen tabak en kanker die toen al met diverse onderzoeken was aangetoond.
Een van de eersten die een verband legden tussen roken en kanker was de Duitse arts Fritz Lickint in de jaren 30. Een publicatie uit 1939 bevestigt zijn bevindingen: Franz Hermann Müller, als arts verbonden aan het universiteitsziekenhuis van Keulen, onderzocht de gegevens van bijna 100 patiënten met longkanker en zijn conclusie was helder: het gestegen tabaksgebruik is verantwoordelijk voor de toename van longkanker.
Toch bleven de Duitse bevindingen in andere westerse landen vrijwel onopgemerkt. Daar speculeerden artsen dat luchtvervuiling of asfalt voor de stijging van longkanker zouden zorgen.
Ook toen Brits en Amerikaans onderzoek eind jaren 50 overduidelijk hetzelfde verband aantoonden, wekte dat nauwelijks belangstelling.
Niet alleen gewone burgers, ook artsen wilden maar moeilijk accepteren dat hun geliefde gewoonte (zeg maar gerust verslaving) desastreuze gevolgen bleek te hebben voor hun gezondheid.
De tabaksindustrie zat ondertussen niet stil. Uit zorg dat de steeds duidelijker wordende link tussen teer, tabak en kanker de gebruiker uiteindelijk zou afschrikken, namen de sigarettenmakers ‘veiligheidsmaatregelen’. Zo introduceerden ze filtersigaretten. De kans op kanker werd daarmee echter niet kleiner, het zorgde alleen voor een verschuiving in het type longkanker; overleden rokers eerst vooral aan plaveiselcelcarcinoom, later zagen artsen vaker het dieper gelegen adenocarcinoom, vermoedelijk doordat rokers met filtersigaretten dieper inhaleerden om dezelfde nicotineshot te krijgen.
Nu het tabaksgebruik in veel westerse landen wordt ontmoedigd, richten sigarettenfabrikanten hun pijlen op ontwikkelingslanden: daar ontbreekt regelgeving die tabaksreclame verbiedt of een rookvrije werkplek eist.