Mennonieten gingen van rebellie naar gelatenheid
In 1556 werd in Schiedam Gijsbert de Veer geboren. Zijn nazaten, mennonieten, kwamen via Polen, Oekraïne en Canada in Mexico terecht. Daar leiden ze nog steeds een ingetogen leven, ver van de moderne wereld. Arlette Kouwenhoven schreef een kroniek over hen.
Het is stil in de woonkamer van huize Fehr in Sabinal, Mexico. Het werk is gedaan, en Helena en Anna Fehr zitten samen met hun vader David aan de grote tafel. Maria loopt nog wat rond. In de hoek zit zoon Gerhard, met gewassen gezicht en gekamde haren in zijn tuinbroek.
Alleen de koekoeksklok maakt geluid. Geluidsinstallaties en beeldschermen zijn hier niet. Wie afleiding zoekt, neemt een boek. En zo leest Helena een werk over de kuisheid en heeft Anna de Bijbel voor zich. Gerhard heeft de handen in de schoot en staart in de verte. Hij denkt de laatste tijd nogal veel over de vraag of hij hier toekomst heeft.
In de meeste andere huizen in Sabinal is de zaak niet veel anders. De landerijen liggen er goed bij. De meeste tractoren hebben stalen wielen. Enkele zijn bekleed met rubber, maar niet zo dik dat het rijden een genot wordt. Daarmee zou ook de stad met zijn wereldse verderf binnen handbereik komen.
In het gebruik van rubberbanden zijn ze iets rekkelijker dan hun Duitstalige broeders, de amish. De mennonieten zijn van Nederlandse afkomst. Het verschil is verder marginaal. Hun aantal wel veel kleiner.
Gijsbert de Veer
De familie Fehr stamt af van Gijsbert de Veer, die in 1556 in Schiedam werd geboren. Via onderzoekers in Amerika kreeg Arlette Kouwenhoven de stamboom te pakken die van De Veer via DeFehr en Defehr naar Fehr voert. Het boek ”De Fehrs” volgt de verschillende telgen zo veel mogelijk op hun tocht naar Danzig (1612), Oekraïne (1789), Canada (1874) en Mexico (1925).
Of het echt een ”kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie” is, zoals de ondertitel zegt, valt te betwijfelen. Maar Kouwenhoven heeft haar beschikbare materiaal wel tot het uiterste uitgewrongen. En dat levert een mooi beeld op.
Tijdens die reis van Schiedam naar Sabinal vallen enkele dingen op. Allereerst natuurlijk dat de huidige mennonieten hun gelatenheid niet van hun voorouders hebben geërfd. De eerste volgelingen van Menno Simons waren meestal onbuigzame baasjes. Hun eigen geweten was goed genoeg! Niks onderwerping! De vele splitsingen ontstonden natuurlijk niet toevallig. Zouden zij zich thuis gevoeld hebben onder de huidige mennonieten, bij wie inschikken de enige manier van overleven is?
Jeneverstokerijen
Opmerkelijk is ook dat de mennonieten tijdens hun anderhalve eeuw in de Poolse stad Danzig tot het meest welvarende deel van de bevolking behoorden. Veel zeevaart verliep via de Hollandse doopsgezinden. Grappig genoeg waren alle jeneverstokerijen in hun handen.
De mennonieten hadden een goed leven in Polen. Zelf voerden ze luxegoederen aan, zoals honing, koffie en andere koloniale waar. Er was zelfs een Kaffee-Haus, waar men elkaar ontmoette en over elkaars paarden keuvelde.
Of de plaatselijke bevolking er nadeel van had, valt te betwijfelen. Maar feit is dat de Poolse overheid in 1749 besloot dat de aanvoer van luxegoederen via Poolse handelaren moest lopen. Verder mochten doopsgezinden niet langer op de beurs handelen en ging vrijstelling van militaire dienst geld kosten. Maar de meeste doopsgezinden zijn niet geneigd tot aanpassing. De grootste helft trok dus verder. Tsarina Catharina II lokte hen met privileges naar Oekraïne.
Daar bouwden de mennonieten dorpen in de prairie en ontginden ze grote lappen land. Ze werden meer agrariërs en minder (wereld)handelaars. Opvallend is het technische vernuft dat ze aan de dag legden in de landbouw. Tot ver in de negentiende eeuw stonden ze wijd en zijd bekend vanwege hun innovativiteit.
Maar ook Rusland veranderde. Dit werd een wereldrijk, dat van die vreemdelingen het liefst Russen wilde maken. De dienstplicht achtervolgde ook hier de pacifisten. Opnieuw besloot de helft te gaan. In twee jaar tijd verlieten ongeveer 17.000 mennonieten het land richting Canada. De achterblijvers hebben in Rusland tijdens de wereldoorlogen de ergste dingen meegemaakt.
Kerkelijke censuur
In Canada ontgonnen ze opnieuw ongerepte prairies. In deze kolonies werd het conflict met de moderne tijd geboren. Op een dag reed een auto de nederzetting binnen. De chromen bumper was dan wel zwart geschilderd, maar de discussie kwam erachteraan. Aanvankelijk werden autogebruikers uit de gemeenschap gestoten. Ze werden onder kerkelijke censuur geplaatst en familieleden werd verboden met hen te schrijven (wat alleen in het diepste geheim kon worden ontdoken).
Later werd de auto geaccepteerd. Aanvankelijk natuurlijk alleen als transportmiddel en niet voor leuke uitjes.
Opnieuw was het de overheid die de autonomie van de mennonieten bedreigde. Aanvankelijk was hun volledige vrijheid van onderwijs beloofd. Maar al na tien jaar werd dit teruggedraaid. In 1907 werden ze zelfs verplicht dagelijks de Britse vlag te hijsen. De geweldloze doopsgezinden zagen dit als militarisme. Ook wilden ze het Engels niet als onderwijstaal gebruiken. Onderwijs was immers gericht op een leven in de dorpsgemeenschap, en daar sprak men altijd nog Platduits.
Het is niet duidelijk waarom de Canadese regering toch het conflict zocht. Maar de mennonieten voelden zich niet meer veilig. In 1922 vertrokken 5500 Canadese doopsgezinden naar de maagdelijke prairie van Mexico. En daar wonen de Fehrs nog, onder meer in Sabinal.
Calvinistische gewetens
De mennonieten mogen zich –net als de amish– in de gereformeerde gezindte steevast in warme belangstelling verheugen. Dit leven van ingetogenheid, zelfdiscipline en radicale afwijzing van moderne geneugten spreekt veel calvinistische gewetens aan.
Kouwenhoven laat echter zien dat dit leven geen zelfdiscipline is, maar gelatenheid (ze gebruikt met opzet het Duitse woord ”Gelassenheit”). Zelfdiscipline erkent het individu en zijn geweten, dat alleen tegenover God verantwoording schuldig is. In de mennonietengemeenschappen is er echter geen persoonlijk geweten, alleen een groep. Enkele leiders vormen het geweten. Wie zich niet schikt, wordt uitgezuiverd.
De enkeling is daarom banger voor de groep dan voor God. In deze omgeving is godsvrucht geen gehoorzaamheid aan de Schepper, maar het voldoen aan zichtbare eisen van de groep.
Over die regels bestaat wel discussie. Dat was vroeger al zo, toen men geen knopen wilde dragen, maar wel fluwelen vesten en kanten kraagjes aanvaardde. En zo ging het de eeuwen door. Dit wel, dat niet. Zeker de twintigste eeuw moet met zijn vele veranderingen geweldig spannend zijn geweest. Omdat mennonieten ten diepste exclusieve mensen zijn, leveren veranderingen vaak scheuringen op. Elkaar wijzen op ieders verantwoordelijkheid tegenover God en een ander vervolgens vrij laten, past niet in deze gedachtewereld.
Calvinisten kunnen respect hebben voor de doopsgezinde Fehrs en hoeven deze ook niet te bespotten. Maar ze hoeven zich niet schuldig te voelen als ze niet op hen lijken.
Boekgegevens
”De Fehrs. Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie”, door Arlette Kouwenhoven; uitg. Atlas, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 450 2001 3; 247 blz.; € 24,95.