Boetvaardigheid
In het begin van deze psalm heeft David in alle nederigheid de toorn van God afgebeden. Maar in de volgende woorden geeft hij te verstaan dat het daarmee nog niet genoeg is. Hij verlangt ook weer door God in genade te worden aangenomen. Daarom zegt hij: Wees mij genadig, Heere, want ik ben verzwakt. Het is alsof hij zegt: De zwakheid van mijn vlees heeft mij doen zondigen en mijn zonde heeft mij ellendig doen worden en mijn ellende drijft mij nu om genade te smeken en te zeggen: Wees mij genadig. Indien mijn ellende zonder zonde was, zou ik met Uw gerechtigheid twisten. Nu mijn zonden zo groot en veel zijn, beroep ik mij op Uw barmhartigheid.De zonde brengt de mens bij God in ongenade, zoals we hier bij David zien. Mozes klaagt als hij zegt: Gij stelt onze ongerechtigheden voor u en onze heimelijke zonden in het licht van Uw aanschijn. En wanneer de Heere Zijn ongenade uitstort, komt dit door onze zonden en niet door Hem. Wanneer iemand bij God in ongenade is gevallen, is er geen andere weg om bij God wederom in genade te komen dan Christus’ bloed.
Want David geeft zichzelf, maar ook anderen de raad: „Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne.”
De genade van God is het voornaamste waarom een gevallen, boetvaardige zondaar moet zuchten. Want in Gods genade is al****** Einde van alle 1 blokken les begrepen.
Joh. Lod. Langhans, hofprediker te Palts (Davids boetvaardigheid, 1725) ****** Einde van alle 1 blokken * Tekst past