Raad van Kerken houdt studiedag over apostoliciteit
AMERSFOORT – De apostoliciteit van de kerk is voor Rome onopgeefbaar. „Je hebt haar of je hebt haar niet”, zo geeft oud-rooms-katholiek dr. Mattijs Ploeger het standpunt van Rome weer. Baptistentheoloog dr. Henk Bakker heeft er niets mee: „Álle christenen zijn gezalfd. Het ambt staat niet boven de gemeente.” Het waren enkele geluiden tijdens een studiedag van de Raad van Kerken, gisteren in Amersfoort, over het thema apostoliciteit. De bijeenkomst was georganiseerd naar aanleiding van het rapport ”De apostoliciteit van de kerk”, het in 2006 verschenen document van de Rooms-Katholieke Kerk en de Lutherse Wereldfederatie.
Dat de kerk (in de geloofsbelijdenis van Nicea) „apostolisch” wordt genoemd, betekent dat ze verbonden is met de verkondiging van de apostelen, aldus hoofdspreker dr. Karel Blei, voormalig secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk. „Binnen de Reformatie is men er vanouds niet zo aan gewend de kerk apostolisch te noemen. In het Evangelie dat wordt verkondigd, klinkt wel de stem van de apostelen. Maar apostoliciteit betekent dat het hier niet gaat over een vaste, gegarandeerde eigenschap van de bestaande kerk. Zij geldt als iets wat aan de kerk is toegezegd: zij is tegelijk gave én opgave aan de kerk.”
Lutheranen hadden geen principiële bezwaren tegen bisschoppen als zodanig, mits ze door de gemeente waren gekozen. Het rapport spreekt van een „asymmetrische” verhouding, in die zin dat lutheranen inmiddels de apostoliciteit van het ambt in de Rooms-Katholieke Kerk onverkort erkennen. Maar hoe staat het omgekeerd met de lutherse Evangelieprediking? zo vroeg dr. Blei.
Dr. Blei: „De vreugde wordt getemperd door de constatering dat van katholieke zijde een dergelijke erkenning van het ambt in de lutherse kerken nog niet haalbaar is. Voor een katholieke overtuiging is een wettige ambtsordinatie nodig die geschiedt door een bisschop, die ook moet zijn opgenomen in het college van bisschoppen, verenigd met en onder de paus. Want de kerk is wereldkerk.”
In het oecumenedocument van het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) wordt wel verwezen naar de „afgescheiden kerken”, die door de Geest worden gebruikt als „heilsmiddelen”, maar er staat bij dat deze heilsmiddelen hun kracht ontlenen aan de volheid van genade en waarheid, die aan de Rooms-Katholieke Kerk is toevertrouwd. „De Geest wordt door katholieken nu eenmaal stelliger met de Katholieke Kerk en haar hiërarchie verbonden geacht dan lutheranen en andere protestanten vermogen te accepteren.”
Dr. Henk Bakker belichtte als baptistentheoloog de thematiek vanuit de „congregationalistische” traditie, die geen centraal gezag kent. „Iedere legitimatie van wat apostolisch is, gaat terug op het grondparadigma van de geschiedenis van de apostelen, namelijk het Evangelie. Een apostolische kerk is verder ook trouw aan het Evangelie als zij de Schrift de wereld in brengt. Zo is zij ”apostolisch”, letterlijk vertaald: aan uitzenden gerelateerd.”
Er wordt in de kerk wel verder gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten uit de tijd van Jezus, maar de concrete uitdrukking van het apostolisch gezag is historisch gezien beslist „eenmalig en onherhaalbaar”, aldus dr. Bakker. „Het is vanuit de historische eenmaligheid van apostoliciteit dat wij in de kerk de apostoliciteit in voortgezette vorm niet meer terugvinden, maar wel het Evangelie en de zending. Alle gelovigen zijn medeverantwoordelijk voor de verkondiging van het Evangelie en het reilen en zeilen van het kerkelijke leven.”
Dr. Margriet Gosker, protestants predikant in Boxmeer, stelde vragen bij de grote nadruk op de mannelijkheid van de twaalf apostelen. „Dat Jezus mannen, Joodse mannen, tot Zijn apostelen koos is buiten twijfel. Mijn punt is dat niet alleen hun apostelschap, maar ook hun mannelijkheid in later tijd theologisch zo werd uitgewerkt dat aan vrouwen de toegang tot het apostolisch ambt kon worden ontzegd.”
Prof. dr. Markus Matthias (Utrecht) wees erop dat het Duitse woord ”ambt” steeds betrekking heeft op een persoon die „dient.” „Bij Luther gaat het bij het ambt om de concrete dienst in de kerk: het verkondigen en het uitreiken van de sacramenten. Ambt betekent vervolgens ook een institutie, maar slechts van menselijk recht: daar waar meerdere mensen bij elkaar komen en een samenleving vormen.”
Er is volgens dr. Matthias geen wezenlijk verschil tussen het algemeen priesterschap der gelovigen en het geordineerde ambt. „Waar je geen vertrouwen ten opzichte van het ambt van het Woord meer opbrengt, daar worden formele, uiterlijke structuren van gezag belangrijk. Het institutionele ambt is slechts een logisch gevolg van het feit dat iedereen hetzelfde mandaat heeft. Maar om te voorkomen dat allen door elkaar praten, is het voor de goede orde nodig iemand te mandateren die het mandaat van allen uitoefent.”