Geïntrigeerd door het Joodse volk
Een advertentie in het GZB-blaadje, in februari dit jaar, vormde de aanleiding. ”Centrum voor Israëlstudies (CIS) zoekt Israëlconsulent”. Drs. C. J. Rodenburg: „Mijn vrouw en ik waren direct geboeid.” Eind oktober, begin november hoopt het gezin naar Jeruzalem te vertrekken. Om er te gaan „luisteren, dienen en getuigen.”
De liefde voor Israël kreeg hij van huis uit mee. „Zeker mijn vader had heel sterk het gevoel dat Israël ertoe doet. Die verwondering, verbijstering bijna, toen in 1948 de staat Israël werd gesticht! Die euforie was trouwens vrij algemeen. Dit móést een werk van God zijn.”
Zelf werd hij in 1967 geboren, het jaar van de Zesdaagse Oorlog. „Op dat moment was er veel verwarring, ook bij mijn ouders. Maar het gevoel dat God op een bijzondere manier aan het werk was, bleef.”
Gaandeweg raakte ook Kees Jan geïntrigeerd door het Joodse volk. Na anderhalf jaar tropische cultuurtechniek te hebben gestudeerd in Wageningen, startte hij met de opleiding theologie in Utrecht. Als hoofdvak koos hij godsdienstsociologie. Daarnaast volgde hij vakken als missiologie en judaica.
Driemaal bezocht hij in deze periode het land Israël. De eerste keer met zijn broer, een rondreis. Op zijn 22e ging hij opnieuw, nu samen met zijn vrouw Esther - die hij tijdens zijn studie had leren kennen. De twee deden vrijwilligerswerk op het Bethlehem Bible College. „Daar kwamen we ook in aanraking met Palestijnse christenen. Heel verwarrend. De Palestijnse directeur bijvoorbeeld was nogal cynisch toen we hem vertelden dat we een bezoek wilden brengen aan de Klaagmuur. „De Klaagmuur? Wat moet je daar nu zoeken?” Dat verbijsterde ons, al denk ik achteraf wel dat hij ons heeft willen prikkelen.”
Het derde bezoek volgde in 1997-1998. Een halfjaar verbleef het echtpaar in de christelijke nederzetting Nes Ammim; de zes maanden daarop in, achtereenvolgens, Netanja en Jeruzalem. „We hadden voor onszelf een soort studieopdracht gezocht: welke Messiasbelijdende gemeenten zijn hier zoal, en wat hebben ze de kerk te zeggen?”
Weer terug in Nederland verdween Israël tijdelijk naar de achtergrond. Rodenburg werd godsdienstleraar, en daarna pastoraal werker. De laatste drie jaar was de Utrechtenaar betrokken bij een IZB-project in zijn woonplaats. Samen met zijn vrouw en een andere evangelist coördineerde hij onder meer een inloophuis, dat uitging van een drietal kerken.
Per 1 juni liep het contract af. Reden om uit te zien naar iets anders. Temeer omdat het project niet zou worden verlengd. „Het is, helaas, gestopt.”
En toen was daar die advertentie. „We waren allebei direct geboeid. Tijdens dat jaar in Israël hadden we veel nieuwe inzichten opgedaan, vooral over de relatie Jodendom en christendom. Daar wilden we ons verder in gaan verdiepen. Waarom zijn in de eerste eeuw na Christus de wegen uiteengegaan?”
Daar kwam nog bij, zegt hij, „dat Israël een beetje in de hoek van het hobbyisme is terechtgekomen. Je ziet het overal, in de SoW-kerken en daarbuiten.”
Binnen bijvoorbeeld de Gereformeerde Gemeenten lijkt de aandacht voor Israël juist toe te nemen.
„De Gereformeerde Gemeenten zijn inderdaad actief”, zegt drs. M. van Campen, die als directeur van het CIS aan het gesprek deelneemt. „We zien daar een inhaalslag. Maar over het algemeen is de belangstelling over haar hausse heen. Neem het bezinningscomité dat in de jaren ’70/’80 binnen de gereformeerde gezindte actief werd. Dat is op een steeds lager pitje komen te staan. Het ontstaan van het CIS is mede aan die stagnatie te danken.”
Het centrum, dat vorig jaar maart werd opgericht, is een samenwerkingsverband tussen het deputaatschap kerk en Israël van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) en het Instituut voor Gemeenteopbouw en Theologie in Ede. Doel ervan is „de bevordering van de ontmoeting tussen kerk en Israël, waarbij de sleutelwoorden ”luisteren”, ”dienen” en ”getuigen” richtinggevend zijn.”
De advertentie voor een Israëlconsulent leverde „verrassend veel respons op”, aldus drs. Van Campen. De keuze viel uiteindelijk op Kees Jan. Op dit moment is die druk bezig voorbereidingen te treffen. Een stoomcursus supervisie; de komende weken een cursus aan het Hendrik Kraemer Instituut in Utrecht. Op 5 oktober -Israëlzondag- wordt hij, is de bedoeling, bevestigd tot predikant voor buitengewone werkzaamheden. „Eind oktober, begin november” vertrekt Rodenburg naar Jeruzalem, met vrouw en kinderen, van 4, 2,5 en 1 jaar.
De CIS-directeur benadrukt dat het om een geheel nieuwe functie gaat. Zo is Rodenburg niet de opvolger van de hervormde theoloog dr. G. H. Cohen Stuart. „Het gaat om een nieuwe constructie, voor vooralsnog twee jaar. Daarna volgt een evaluatie, met de intentie die periode te verlengen tot zes jaar. Veel hangt af van de politieke omstandigheden. En hoe zal het met de kinderen gaan? Bovendien is het een nieuwe post, dus ook wij moeten nog ontdekken of het werkt. Wordt het wat we hopen en bidden?”
Luisteren, dienen en getuigen - het klinkt allemaal nogal abstract. Rodenburg: „Ik hoop in contact te komen met Messiasbelijdende, orthodoxe en seculiere Joden. Ik wil me ook begeven in allerlei platforms, om zo te horen wat de Joodse partner mij te zeggen heeft. Dat is dus mijn insteek: luisteren naar wat er gebeurt in Israël. Verder wil ik me dienstbaar opstellen. En dan hoop je dat er ook ruimte komt om iets door te geven van de hoop die je hebt voor het totaal verscheurde land.”
Deze houding heeft ook een theologische achtergrond, zegt drs. Van Campen. „Te weinig is in het verleden verdisconteerd wat Paulus over het Joodse volk zegt: „Hun zijn de woorden Gods toebetrouwd.” De kerk heeft op dit punt veel puin te ruimen.”
Dat wil, stelt hij, niet zeggen dat het straks om vrijblijvende ontmoetingen gaat. „We willen ons bewegen tussen vier piketpaaltjes, die we allevier afwijzen: de vervangingsleer, een tweewegenleer, een extreme vorm van chiliasme en de Groot-Israël-ideologie. Maar we zijn wel christenen. En als er dan ruimte is, willen we het heil in Christus zeker ter sprake brengen. Orthodoxe Joodse vrienden van mij zouden het vreemd vinden als we onze identiteit verloochenden.”
Tot Rodenburgs taak behoren ook het verzorgen van seminars voor predikanten en theologiestudenten en het begeleiden van stagiaires van de Christelijke Hogeschool Ede - jaarlijks drie à vier. En in de verlofperiodes: spreekbeurten en gemeenteavonden houden in het vaderland. „Om zodoende ook hier iets van bezinning op gang te brengen.”
„Ik kijk er erg naar uit te vertrekken”, zegt hij. „Ik zie dit als mijn roeping. Ook omdat ik zelf verwacht veel te leren. En om de God van Abraham, Izaäk en Jakob, Die wij toch ook aanbidden, beter te leren kennen. En dan hoop ik dat ik het Joodse volk ook iets kan laten zien van wie Jezus is.”