Prekenbundel van een dankbare patiënt
Een dominee is ook maar een mens… Niets menselijks is hem vreemd. Er wordt soms wat al te gemakkelijk gezegd: „Als hij dit of dat eens zelf zou meemaken, wist hij uit ondervinding wat het is om…” en dan wordt een bepaalde, soms nare situatie genoemd.
Maar een donkere wolk kan ook een gouden rand hebben. Tegenslag kan heilzaam zijn en veranderen in zegen. Ds. Gijsbertus van Reenen (1864-1935) wist erover mee te praten. Geroepen tot het wondere ambt langs een wondere weg, heeft hij zes (gereformeerde) gemeenten gediend. In Werkendam, zijn vijfde gemeente, kreeg hij in 1923 eervol emeritaat.
Nog geen zestig jaar oud, en dan al uitgediend? Hij verhuisde naar Bodegraven. Daar was hij toch weer in staat om voor te gaan. Van 1925 tot 1928. Toen restten hem nog zeven vette jaren, in geestelijk opzicht. Hemels onderwijs hield hij niet voor zichzelf, verborg hij niet als een luie dienstknecht in een zweetdoek in de aarde, maar woekerde ermee. Hij werd ”schrijfdominee”.
Er verscheen in rap tempo een aantal prekenboeken – ”Drietallen”. Bundels feeststoffen, de samenspraken tussen Bart en Kees, ze vonden gemakkelijk hun weg vanwege inhoud en eenvoudige stijl.
Soms deed ds. Van Reenen er een cadeau. Zo ook op 28 maart 1928. Er was een huisarts in Bodegraven, Antonie Willem van Beek (1877-1966), die hem behandelde. Van Beek was in Barneveld geboren en deed in 1903 in Utrecht geloofsbelijdenis bij dr. J. D. de Lind van Wijngaarden. Ter herinnering daaraan gaf deze predikant, die later van het gereformeerde pad is afgeweken, hem een prekenboek van ds. Arnoldus Rotterdam, voorzien van een handgeschreven opdracht. Maar dit terzijde.
Deze huisarts was, kortom, een kerkelijk meelevend mens. Ongetwijfeld zal hij met zijn patiënt Van Reenen goede gesprekken hebben gevoerd. Daarbij bleef het niet; ds. Van Reenen gaf hem een van zijn prekenbundels. „Aan Dr. A. W. van Beek. Van Uw dankbare patiënt G. van Reenen Em-Pred.”, schreef hij. Daarboven stond het volgende voorwoord: „Deze predikatiën heb ik geschreven, toen zwakheid mij verhinderde om mijn ambtswerk te verrichten. Ik heb ze meest àl zuchtende geschreven, gedrongen door de begeerte, om ook in mijn zwakheid iets te doen, tot het heil van Zion en ter verheerlijking van Zions God en Vorst. Dat de Heere dit geschrift daartoe zegene is de bede van uw heilbiddende vriend en broeder G. van Reenen.” De eerste preek uit deze bundel heeft als titel ”Nu niet – Maar later. Een woord voor in druk verkeerenden vanwege het raadselachtige van Gods weg en doen”.
Hij, die zelf regelmatig onder doktersbehandeling was, zorgde door zijn boeken onder Gods zegen voor geestelijk medicijn. Ik citeer ds. F. Mallan in een van zijn preken: „We hebben het wel eens over die gemoedelijke dominee Van Reenen, maar hadden we nog maar meer van zulke gemoedelijke Van Reenens.” Met zijn geestelijke apotheek. Hij was wel uitgepreekt, niet uitgeschreven. En hij spreekt nog nadat hij gestorven is.