Bart Jan Spruyt: Protestant en katholiek hebben elkaar nodig
’s-HERTOGENBOSCH – „De christelijke kerk krijgt in toenemende mate te maken met agressie van een seculiere meerderheid die niet meer wil tolereren wat vroeger wel gebeurde. Het grote front in deze tijd ligt tussen het orthodoxe christendom en de seculiere wereld. Protestanten en katholieken moeten in deze strijd schouder aan schouder staan.”
Dat zei dr. Bart Jan Spruyt, columnist van Elsevier en voorzitter van de conservatieve Edmund Burke Stichting, zaterdag in ’s-Hertogenbosch. „Er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt.”
Dr. Spruyt sprak tijdens een van de zogenaamde Avonden aan de Aa over ds. J. T. Doornenbal (1909-1975). Hij schreef over ds. Doornenbal het boek ”Als je eenmaal hebt liefgehad”. De culturele avonden worden georganiseerd door de parochie van de stad ’s-Hertogenbosch. De bijeenkomst trok ongeveer honderd belangstellenden. Ook kardinaal Simonis en bisschop Hurkmans, van het bisdom ’s-Hertogenbosch, waren aanwezig.
Kardinaal Simonis richtte zich aan het eind van de bijeenkomst in een cri de coeur tot Spruyt. Hij zei ongerust te zijn over de toenemende onchristelijkheid van Nederland en stelde dat er meer is dat protestanten en katholieken verbindt dan wat hen scheidt. „Er is een nieuwe evangelisering nodig, maar het lijkt dat de religieuze zin is afgestompt. Wees zo goed al het mogelijke te doen opdat protestanten en katholieken samen werken aan evangelisering.”
Spruyt beloofde zijn best te doen als publicist. De postchristelijke cultuur is volgens hem niet te vergelijken met de cultuur vóór het christendom, evenmin als de situatie van een vrouw die scheidt te vergelijken is met die van voor haar trouwen. Er is sprake van een „beknellende situatie.”
Spruyt zei dat ds. Doornenbal de grote kloof tussen christenen en samenleving al zag aankomen. De Veluwse predikant was er beducht voor dat de wetten van Gods Koninkrijk uit de samenleving zouden verdwijnen. Hij vreesde anarchie en chaos, die niet te beteugelen zouden zijn door de politiek. De ravage kon alleen stoppen door herstel van het culturele fundament.
Spruyt noemde ds. Doornenbal een „katholiserende hervormde dominee” die vond dat de Reformatie te rigoureus was geweest. De predikant was gefascineerd door de grandeur van de Rooms-Katholieke Kerk en geloofde in de gemeenschap der heiligen met hen die ontslapen waren. Hij bezocht wel eens een rooms-katholieke dienst en had een zwak voor kloosters. Als hij zich depressief voelde, sprak een non hem wel eens moed in. Doornenbal was getroffen door de autobiografie van de Franse non Thérèse de Lisieux. Hij bezocht haar graf, noemde haar rijk begenadigd en zei dat er zegen over de aarde was gekomen door haar liefdedaden.
Kardinaal Simonis vroeg daarop wat ds. Doornenbal ervan had weerhouden om rooms-katholiek te worden. Spruyt zei dat ds. Doornebal een grote verbondenheid had met de Hervormde Kerk, die hij liefhad en als een planting Gods zag. „Ds. Doornenbal geloofde niet in het organiseren van de eenheid. Hij zei dat we moeten wachten tot God het wil.”
Spruyt betoogde dat de leer van de ruil van zonde en gerechtigheid in de protestantse theologie nadrukkelijker aanwezig is dan in de rooms-katholieke traditie. Protestanten zijn beter in het uitdragen van hun geloof. Het individualistische van de protestanten kan een nadeel zijn als het leidt tot het stichten van nieuwe kerken, maar het biedt ook voordelen. „Als in de plaatselijke katholieke kerk de priester niet meer geloofde, geloofde het kerkvolk ook niet meer. Dat zou in een protestantse kerk niet zo gauw gebeuren.”