Aanpassen van moeilijke melodieën schande voor organist
Moeilijke psalmmelodieën aanpassen, is een schande voor de organist, stelt Jan Wisse. Een organist moet in staat zijn de gemeente door een onbekende psalm heen te loodsen.
Terecht constateert L. M. P Scholten dat sommige psalmen weinig worden gezongen (RD 16-2). Hij wijt dat aan de melodie. Geert Agteresch merkt op dat dat te maken kan hebben met het toongeslacht (RD 17-2). De door Scholten genoemde psalmen hebben allemaal een dorische melodie.
Toch betekent dit niet automatisch dat een psalm daardoor onbekend blijft. Psalm 33 heeft eveneens een dorische melodie, maar is toch vrij bekend. Om een gegronde reden voor de onbekendheid van sommige psalmen aan te dragen, is wetenschappelijk onderzoek nodig.
Wouter Schalkoort pleit ervoor om nieuwe melodieën te maken die aansluiten bij de aangeboren muzikaliteit (RD 20-2). Aangeboren muzikale eigenschappen zijn echter aan verandering onderhevig, zij ontwikkelen zich. De uitkomst van dit ontwikkelingsproces is afhankelijk van diverse factoren en voor ieder mens verschillend. Zijn oplossing is mijns inziens dan ook te simpel.
Ik ben van menig dat de onbekende psalmen gewoon te weinig worden gezongen. Dit kan liggen aan de muzikale onkunde van predikanten en ouderlingen. Het criterium bij het uitzoeken van psalmen is toch alleen of deze passen bij de preek? Of speelt er angst mee dat de samenzang ontspoort als de ambtsdrager een onbekende psalm opgeeft? Kiest hij daarom een bekende psalm?
Verder vrees ik dat het uitzoeken van psalmen nogal eens het sluitstuk van de preekvoorbereiding is: de preek is klaar, nog even snel wat psalmen zoeken. De gemeentezang wordt zo een bijzaak.
Het is overigens niet verkeerd om ook de (on)kunde van de organist eens onder de loep te nemen. Ik erken dat het niet eenvoudig is om een onbekende psalm te begeleiden. Omdat dergelijke psalmen weinig worden gezongen, is het niet makkelijk om je als organist daarin te bekwamen. Dat is eigenlijk wel noodzakelijk. Iedere psalm vraagt namelijk om een eigen manier van begeleiden.
Toch blijf ik er ondertussen bij dat een beetje organist in staat moet zijn om de gemeente door de onbekende psalm heen te loodsen zonder dat de gemeente onderweg allerlei missers maakt.
We lezen in het Oude Testament hoe zorgvuldig de eredienst was vormgegeven. Muzikale meesters, levieten geleerd in het gezang des Heeren, speelden daarin een belangrijke rol. Is onze kerkmuziek niet een beetje bijzaak geworden, vooral de kerkzang?
Laten we als organisten gaan voor kwaliteit. Het is voor een ware muzikale meester een schande de melodie aan te passen aan de gemeente. Zijn meesterschap van begeleiden moest eens tekortschieten!
Het is in het licht hiervan zaak dat de organist weet heeft van de complexiteit van het begeleiden van de gemeentezang. Is hij bijvoorbeeld op de hoogte van de middelen waarmee hij de gemeentezang kan sturen? Weet hij wat er verandert aan de gemeentezang als hij helemaal gebonden gaat spelen? Of wat er verandert als hij halflegato of portato speelt?
Kent de organist het effect van doorspelen of aanhouden tussen de regels, of van oplichten tussen de regels? Is hij zich bewust wat het voordeel is van het koraalboek van Worp, of dat van Sanderman? Of maakt dat voor zijn beleving niets uit? Ten onrechte denken organisten vaak dat het een kwestie is van horen bij een bepaalde muzikale stroming.
Een organist dient zich bovendien af te vragen welke van de genoemde ‘gereedschappen’ hij kan gebruiken om de psalm die hij moet begeleiden tot klinken te brengen. De aspecten die daarbij een rol spelen zijn: de (on)bekendheid van de melodie, de te zingen tekst, het moment in de eredienst (is de gemeente al ingezongen?), de akoestische eigenschappen van het kerkgebouw, de kenmerken van zijn orgel en van de plaatselijke gemeentezang. Zijn spel mag geen keurslijf zijn. Hij moet letterlijk kunnen inspelen op wat er gebeurt tijdens de gemeentezang en in de dienst.
Iedere organist weet dat je een onbekende psalm kunt begeleiden door gebruik te maken van een uitkomende stem of de discantzetting. De baspartij volgt dan echter nog een andere lijn dan de melodie. Dat kan onduidelijkheid geven. Laat in plaats daarvan de bas met de melodie meelopen en gebruik een zogenaamd ”parallel organum”. Deze begeleidingsvorm geeft maximale sturing.
Missers in de gemeentezang zijn de schuld van de organist. Laten we gebruikmaken van de vele verschillende mogelijkheden om psalmen te begeleiden. Zo wordt het zingen van bekende en onbekende melodieën een mooi muzikaal moment.
De auteur is werkzaam als beroepsmusicus en als organist verbonden aan de gereformeerde gemeente van Aagtekerke. Van 1996 tot 2006 was hij voorzitter van de Vereniging Organisten Gereformeerde Gemeenten (VOGG).