Kerk & religie

Op zoek naar Joodse sporen in Afrika

ZWOLLE – Het zijn bekende Bijbelse namen: de koningin van Scheba, Ebed-melech de Moorman, de kamerling van Candacé. Niet uitgesloten is dat het hier om Joden uit Oost-Afrika ging, stelt dr. J. van Slageren. De oud-zendingspredikant ging op zoek naar Joodse sporen in Afrika.

A. de Heer
21 February 2012 08:34Gewijzigd op 14 November 2020 19:29
Dr. J. van Slageren. Foto RD, Anton Dommerholt
Dr. J. van Slageren. Foto RD, Anton Dommerholt

En dat zijn er nogal wat, ontdekte de 78-jarige theoloog, die jaren­lang namens de Nederlandse Hervormde Kerk werkzaam was in Kameroen. „Niet dat je daar nog veel Joden tegenkwam. Maar wat ik er wel heb meegemaakt, is dit. Mensen, een paar dorpen verderop, hadden een kind verloren. Wat deden zij? Zij slachtten een lam, vingen het bloed daarvan op, en streken dat op de deurpost. Dan denk je: Hoe is dit mogelijk? Waar komt dit gebruik vandaan?”

Een theorie, zegt dr. Van Slageren, „is dat er een soort oerbron van riten heeft bestaan. Daaruit zouden dan de Joden hun rite van het paaslam hebben, en deze Afrikaners hun eigen riten. Mijn theorie is een andere: dat deze Afrikaanse rite teruggaat op de aanwezigheid van Joden in Afrika.”

Voor 1930 is er heel wat literatuur rond het thema Joden in Afrika verschenen, aldus de voormalige zendingspredikant. In de jaren daarna verdween de belangstelling daarvoor totaal. „Pas de laatste tijd zie je dat er weer over geschreven wordt.”

Vrijdag, tijdens een symposium in Het Utrechts Archief, presenteerde dr. Van Slageren zijn boek ”Joodse invloed in Afrika. Historische en religieuze verkenningen” (uitg. Skandalon). Het onderwerp boeit hem al jaren bovenmate, zegt hij in zijn woning in Zwolle. „Het begon eigenlijk net na de Zesdaagse Oorlog in Israël, in 1967. Ik was toen predikant in Kameroen, en we hadden een soort van kleine synode van de Evangelische Kerk van Kameroen. Israël had zijn Arabische vijanden een gevoelige klap toegebracht. Wat je vervolgens zag gebeuren, was dat heel wat Afrikaanse landen, waaronder Kameroen, hun diplomatieke betrekkingen met Israël verbraken.

Tijdens de synode was de spanning voelbaar. Protesteren tegen het besluit van de regering zou ons niet in dank worden afgenomen. Een van de aanwezigen stelde toen voor een collecte te houden en die over te maken aan de Knesset, het Israëlische parlement. Tot mijn verbazing werd er buitengewoon royaal gegeven. Mensen keerden hun portemonnees om.

„Waarom doet u dat?” vroeg ik. Het antwoord: „Wij hebben iets met Israël wat jij nooit helemaal zult begrijpen. Wij weten dat het Evangelie in de eerste eeuwen rechtstreeks van Jeruzalem naar Afrika –Egypte, Ethiopië, Noord-Afrika– is gegaan, dus niet eerst via het Westen. In Kameroen zijn wij buiten die beweging gebleven. Daarom zijn wij jullie dankbaar dat jullie vanuit het Westen ons het Evangelie hebben gebracht, ons theologisch hebben geschoold en ons de implicaties van die boodschap hebben gebracht. Maar uiteindelijk hebben wij minder met Calvijn en Luther dan met Israël. Israël is onze horizon.”

Markus

In de jaren die volgden, verdiepte dr. Van Slageren zich grondig in de Joodse invloeden in Afrika. In zijn boek schrijft hij over de evangelist Markus, die volgens Egyptische christenen de kerkvader van Egypte is geweest, over de Joodse bibliotheek in Alexandrië, over de Septuaginta, over de Joodse filosoof Philo van Alexandrië, over Augustinus en de Berbers, over de Falasha’s.

Eeuwenlang is gezegd dat in­woners van Afrika afstammen van Cham, een van de drie zonen van Noach. Hoe kijkt u hiertegen aan?

„Ik heb daar geen aanwijzingen voor, zie ook geen enkel verband tussen Kanaän, Chams zoon 
–want hij werd vervloekt; niet Cham– en de zwarte bevolking van Afrika. Het gaat hier om een bepaalde interpretatie, waarmee bijvoorbeeld de slavenhandel is gerechtvaardigd.”

Neemt niet weg dat er in de 
Bijbel „heel wat verwijzingen” naar Afrika te vinden zijn, 
zegt hij. „Het woord Koesj, Cusch, komt vrij vaak voor, en bepaald positief. Zie bijvoorbeeld Psalm 87, waar het gaat over de Filistijn, de Tyriër en de Moor. In het Hebreeuws staat daar ”Cusch”.

Als het gaat over het Hebreeuws: „Afrikaners hebben daar veel meer mee dan met het Grieks. Er is sprake van een bepaalde taalverwantschap. Waarbij je je opnieuw kunt afvragen waar die dan vandaan komt.”

Gaandeweg ontstond ook een eigen Afrikaanse theologie, schrijft dr. Van Slageren, die mede haar inspiratie ontleent aan de geschiedenissen van de onderdrukking van het Joodse volk in Egypte en in ballingschap. „Het zal niet verbazen dat deze theologie zeer kritisch staat ten opzichte van het –christelijke– Westen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer