Tony Costa promoveert op visie van Paulus
NIJMEGEN – Veel kerken in het Westen hebben de heilige eerbied in de eredienst verloren, stelt de Canadese gereformeerde baptist dr. Tony Costa. „Dat heeft een ernstige crisis veroorzaakt die geleid heeft tot onverschilligheid en het gevoel dat de eredienst weinig voorstelt.” Costa promoveerde maandag aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op de eredienst in de brieven van Paulus.
De eerste christengemeenten gingen uit van Jezus als de opgestane Heer en de Zoon van God, zo stelt Tony Costa in zijn dissertatie ”A Study of the Concept of Worship and its Relation to the Risen Jesus in the Pauline Letters”. Het is een standpunt dat zeker niet door alle Bijbelgeleerden gedeeld wordt.
Dr. Costa: „De meeste nieuwtestamentici hangen de stelling aan dat een zogenaamde ”hoge” christologie, dat wil zeggen Jezus als de Zoon van God Die voorwerp van goddelijke verering is, pas in een latere fase van de christelijke kerk is ontwikkeld. Het zou vooral gaan om het Evangelie van Johannes. Ik concludeer in mijn onderzoek van de brieven van Paulus, een van de oudste christelijke teksten in de kerk, het tegenovergestelde. Paulus was een getuige van de opgestane Christus en verhaalt daarvan in zijn brieven, die bijna de helft van de teksten van het Nieuwe Testament uitmaken. Ik sluit mij aan bij geleerden als Larry Hurtado en Richard Bauckham. Het feit dat de brieven van Paulus een ”hoge” christologie laten zien, betekent dat dit gedachtegoed al vroeg in de christelijke kerk voorkwam.”
Paulus gebruikt nergens één specifiek woord voor de eredienst, aldus de promovendus. „Hij hanteert een gevarieerd aantal beelden en begrippen, zoals het beeld van een slaaf en een meester. Dat duidt op een onvoorwaardelijke onderwerping. Tegelijkertijd ontleent hij aan het gezin het beeld van kind en vader om te laten zien dat er sprake is van een liefdesband. Gelovigen noemen God hun Vader en drukken door dit woord een gevoel van eer en respect uit. Evenals kinderen geroepen zijn om hun ouders te eren en te gehoorzamen, zo zijn christenen als kinderen van God tot hetzelfde doel geroepen.”
Uiteindelijk doel van de eredienst is volgens Paulus in Filippensen 2:10 dat alle knie zich zal buigen voor Jezus als Heer. „Jezus’ heerschappij staat in het teken van de onderwerping van alle machten in de kosmos. Jezus zal Zijn macht overgeven aan God, de Vader. Uiteindelijk loopt alles in de eredienst uit op de totale verheerlijking van God door de hele kosmos heen, dankzij het optreden van de verheerlijkte Jezus.”
Eén gezin
Degenen die God vereren in de eredienst vormen één gezin van God, zo stelt dr. Costa. „Die eenheid van het gezin wordt met name gesymboliseerd in het avondmaal, dat ontstaan is uit de liefdemaaltijd. In de vroegchristelijke tijd aten christenen met elkaar. In het avondmaal bevestigden zij hun relatie eerst met God en de verrezen Jezus en daarna tot elkaar. Het delen van de gemeenschappelijke maaltijd was daarom ook direct verbonden met de eredienst.”
Jezus wordt als de gastheer van de maaltijd gezien, aldus de promovendus. „Hij dankt God tijdens het laatste avondmaal als Hij het brood en de wijn neemt. We zien hier treffend hoe Jezus het onderwerp is van de maaltijd én tegelijkertijd God de eer toebrengt. Door het avondmaal toont de christelijke gemeenschap dat zij God eert zoals Jezus dat deed ten opzichte van Zijn Vader. Paulus laat een directe continuïteit zien tussen Jezus Die het avondmaal leidt en dankzegging doet én de christenen die deelnemen aan het avondmaal en ook dankzeggen zoals Jezus dat heeft gepraktiseerd.”
Doop en avondmaal zijn bij Paulus beide christocentrisch, aldus dr. Costa. „Ze zijn gecentreerd rond de dood, de begrafenis en de opstanding van Jezus. Het gaat om de typische identiteitskenmerken van de christenen die hun band met God en de opgestane Jezus versterken. De doop herinnert de gelovige eraan dat hij geroepen is tot een heilig leven waarin God gediend wordt en niet de zondige begeerten. Christenen zijn gestorven en opgestaan met Christus en behoren daarom aan Hem toe.
Dat geldt ook voor het avondmaal. Sinds de christenen eten van de tafel van de Heere en drinken van Zijn beker, zijn zij het eigendom van Christus. Paulus brengt het avondmaal ter sprake in een tekstgedeelte waarin hij de afgodendienst bestrijdt. Afgodendienst strijdt met de dienst van de ene ware God.”
Tegen liberale visie
Dr. Costa staat kritisch ten opzichte een „liberale” benadering van de Bijbel. „De historisch-kritische methode heeft een nuttige functie om oude teksten te begrijpen. Maar we moeten beseffen dat iedere historicus de tekst bestudeert vanuit een reeks van vooronderstellingen. Een liberale kijk gaat ervan uit dat de geschiedenissen in het Nieuwe Testament en de gehele Bijbel zwaar zijn aangezet en historisch vaak zonder fundament zijn. Maar dat is volgens mij niet een historisch maar een filosofisch probleem.
De wereldbeschouwing van iemand stempelt hoe hij de dingen interpreteert. Als iemand niet gelooft dat God bestaat of dat God niet in het menselijk leven kan ingrijpen, zal hij het bestaan van wonderen ontkennen of hooguit als literaire metaforen zien. Als iemand echter gelooft dat God bestaat, soeverein is en in de geschiedenis ingrijpt, zijn wonderen in principe mogelijk. Dat laatste perspectief is dat van de Bijbelschrijvers.”
Na zijn studie theologie aan de universiteit van Toronto was Costa voorganger in de Milliken Chinese Community Church (Toronto). Hij is onder meer lid van de Society of Biblical Literature, de Evangelical Theological Society en Evangelical Philosophical Society. Costa geeft momenteel les aan het Toronto Baptist Seminary en behoort tot het verband van de ”reformed baptist”-gemeenten.
Dr. Costa: „We zijn een denominatie met een calvinistische grondslag. We staan de gereformeerde dogma’s voor zoals zo veel reformatorische kerken doen. Het belangrijkste verschilpunt is de visie op de doop. Gereformeerde baptisten geloven in de doop op grond van belijdenis, reformatorische kerken in de kinderdoop. De doop kan alleen bediend worden aan christenen die volwassen genoeg zijn om een geloofsbelijdenis af te leggen. Kinderen zijn daartoe niet in staat.
We verschillen op dit punt van Calvijn, die besnijdenis en doop op één lijn stelt. Wij wijzen erop dat in het Oude Testament de meisjes buiten het besnijdenisritueel stonden. Overigens zien we de doop niet als een fundamenteel kenmerk van het christelijk geloof, omdat degenen die de kinderdoop praktiseren ook broeders en zusters in Christus zijn.”