„Identiteit school vraagt doorgaand gesprek”
UTRECHT – Scholen kunnen zich christelijk noemen, maar wat bedoelen ze daarmee? Achter dat label gaat in de praktijk een veelheid aan religieuze opvattingen schuil die na verloop van tijd kunnen veranderen. Het is nodig daarover met elkaar als leerkrachten in gesprek te blijven.
Die aanbeveling doet onderwijskundige Marike Faber (31) naar aanleiding van haar onderzoek ”Spelen met identiteit” waarop ze maandag promoveert aan de faculteit geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht.
Faber deed onderzoek op twee basisscholen. „Ik heb beloofd de namen geheim te houden, maar het gaat om een levensbeschouwelijke school en een protestants-christelijke. De eerste veranderde een aantal jaren geleden bewust van een oecumenisch-christelijke school in een levensbeschouwelijke. De school geeft alle wereldreligies de ruimte, zonder die overigens gelijk te schakelen. De protestants-christelijke school had van oorsprong vooral christelijke leerlingen, maar voert een open toelatingsbeleid. Een kleine meerderheid van de leerlingen heeft nu een islamitische achtergrond. De school verwacht echter dat ook deze kinderen meedoen aan allerlei uitingen van christelijk onderwijs.”
Wat was de aanleiding voor uw onderzoek?
„Het opvallende feit dat christelijke scholen in ons land nog steeds populair zijn, ondanks de groeiende verscheidenheid in religie. Dan doet zich de vraag voor: Hoe reageren deze scholen op die ontwikkeling?”
Wat ontdekte u?
„Dat achter het label ”christelijk” een veelheid aan religieuze opvattingen en uitingen schuilgaat die per school sterk verschilt. De naam is slechts buitenkant. Door een kijkje in de keuken van twee scholen te nemen, heb ik geprobeerd de werkelijke lading te ontmaskeren. Hoe geven scholen concreet invulling aan het feit dat ze zich christelijk noemen?”
En?
„Drie vragen zijn van belang: wat doet een school aan religie, hoe en waarom? Zaken die daarbij een rol spelen: hoe kijkt een christelijke school naar zijn eigen religie, naar andere religies en wat wil de school overdragen op zijn leerlingen? Om daar helderheid over te krijgen, is het nodig dat personeelsleden met elkaar in gesprek gaan. Niet één keer, maar voortdurend, want de antwoorden op deze vragen kunnen na verloop van tijd veranderen.”
Maken christelijke scholen waar wat ze op papier belijden?
„Dat heb ik niet onderzocht. Ik ben dus ook niet geschrokken of zo. Het ging mij om iets anders. Het lijkt in de praktijk allemaal zo helder: je hebt protestantse scholen, rooms-katholieke, reformatorische, gereformeerde, maar dat is buitenkant. Hoe zit het met de binnenkant?”
Hoe meer leer en leven overeenstemmen, hoe meer bestaansrecht een school heeft?
„Er is in ons land een grote vrijheid, zowel vanuit de politiek als vanuit het onderwijs bezien, om de religieuze identiteit van een school een eigen invulling te geven. Scholen gebruiken die ruimte. Hun bestaansrecht hangt niet af van de concrete invulling van de identiteit.”
Welke invloed heeft het toelatingsbeleid?
„Het is onderdeel van de visie op religieuze diversiteit. Er zijn scholen met een open toelatingsbeleid die er toch bewust voor kiezen om dicht bij hun geloofswortels te blijven. De protestants-christelijke school in mijn onderzoek is daar een voorbeeld van. Andere scholen gaan verder. Zij geven alle wereldreligies de ruimte. De levensbeschouwelijke school die ik heb onderzocht, viert elk jaar een feest uit een andere wereldgodsdienst, naast de christelijke feesten.”
Uw advies?
„Identiteit is niet iets wat je één keer opschrijft en daarmee klaar. Het gesprek erover is een doorgaand proces. Soms zijn concrete verschilpunten in de praktijk aanleiding, soms moet je als schoolteam gewoon een keer met de benen op tafel van gedachten wisselen. Hoe dan ook: ga het gesprek aan.”