Onderwijs & opvoeding

Prof. Adriaansens: Prikkel student om te excelleren

Hij heeft niets met megagrote universiteiten waar studenten een nummer zijn en de zesjescultuur hoogtij viert. Prof. dr. Hans Adriaansens is een vurig pleitbezorger van kleinschalige ”colleges”, waar persoonlijke aandacht en hard werken normaal zijn. Maandag neemt hij afscheid als decaan van de Roosevelt Academy in Middelburg. „Het ontroert me als het lukt jongeren te laten excelleren. Net zoals het me ontroert als m’n kleindochter prachtig pianospeelt.”

Evert van Dijkhuizen
20 January 2012 19:54Gewijzigd op 14 November 2020 18:49
Prof. dr. Hans Adriaansens is een vurig pleitbezorger van kleinschalige ”colleges”, waar persoonlijke aandacht en hard werken normaal zijn. Foto RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. Hans Adriaansens is een vurig pleitbezorger van kleinschalige ”colleges”, waar persoonlijke aandacht en hard werken normaal zijn. Foto RD, Anton Dommerholt

Terwijl zijn bezoek de juiste inrit van de vrijstaande woning aan de rand van het Zeeuwse Veere zoekt, staat Adriaansens, „socioloog in hart en nieren”, buiten al te wachten. Gastvrij dirigeert hij de auto het terrein op, gaat voor naar binnen en wijst het rode kuipstoeltje in zijn studeerkamer als „de beste zitplaats” aan. Een computer ontbreekt. Die staat een verdieping hoger. „Alle inspiratie komt van boven”, grapt de van huis uit rooms-katholieke hoogleraar.

Adriaansens verlaat de Roosevelt Academy, „een van mijn lovebaby’s”, op zijn verjaardag. „Ik word maandag 66.” ’t Is even stil. „Gek hè: alle belangrijke contracten in mijn leven heb ik op 23 januari getekend en nu vertrek ik ook nog op die datum. Sommigen zouden zeggen: Dat is voorzienigheid. Ik houd het op toeval.”

De rasechte Zeeuw –„mijn geboortehuis staat tegenover m’n kantoorruimte in Middelburg”– is gepokt en gemazeld in het onderwijs. Toch houdt hij best van een uitstapje.

De automobilist op de A58 wordt getrakteerd op een heldere boodschap langs de weg: Geen kernenergie in Zeeland. Mee eens?

„Zeeland moet zich als de provincie van rust en ruimte helemaal niet inlaten met zo’n modern onderwerp als kernenergie. Er is hier een aantrekkelijk pedagogisch klimaat; investeer liever in hoger onderwijs. Dat is goed voor de economie. Te makkelijk wordt gezegd dat economische groei te maken heeft met rokende schoorstenen. Elke student die naar Zeeland komt en hier gaat wonen, draagt door zijn verblijf voor 25.000 euro per jaar bij aan de regionale economie. De Roosevelt Academy in Middelburg telt 600 studenten; dat is 15 miljoen euro per jaar. Alle studenten die vertrekken uit Zeeland om elders te gaan studeren, kosten de provincie elk jaar 100 miljoen. Probeer dat eens een beetje met elkaar in balans te brengen. Ooit stond er langs de A58 een ander bord: Welkom in Zeeland. Dat lijkt me moeilijk te rijmen met een tweede kerncentrale. Trouwens, het hele speelveld rond kernenergie verandert. Ik sluit niet uit dat ik over tien, vijftien jaar folie op mijn dak heb, dat voor warmte zorgt.”

U begon in 1998 het University College Utrecht en in 2004 de Roosevelt Academy in Middelburg. Kleine instituten als tegenhanger van de grote universiteiten. Waarom bent u daar zo enthousiast over?

„Ik heb zelf niets nieuws bedacht, maar een bestaand onderwijsmodel naar Nederland gehaald. Engeland en Amerika tellen tientallen ”colleges”. Het zijn kleinschalige universiteiten waarbij docenten en studenten elkaar persoonlijk kennen; elkaar dagelijks diep in de ogen kijken. Dat klimaat schept betrokkenheid, verantwoordelijkheid, en motiveert om het onderste uit de kan te halen. Net als in de oudheid gebeurde. Je zou het college ook de Plato-academie kunnen noemen.

Studenten die naar een college gaan, moeten hard werken. Bij ons studeren ze 56 uur per week en dat twee keer vijftien weken per jaar. De rest van de tijd is voor stagelopen, reizen en vakanties. Onze studenten –we hebben 55 nationaliteiten in huis– krijgen een brede opleiding en kunnen kiezen uit drie differentiaties: letteren, sociale en exacte wetenschappen. We kennen geen massale hoorcolleges, maar geven les in kleine groepen. De voertaal is Engels. Na drie jaar, de bacheloropleiding, stromen de studenten door naar een gewone universiteit voor hun masterstudie. Ze hebben op dat moment bij ons 75 tot 100 papers geschreven.”

Een universiteit voor de elite?

„Oud-minister Plasterk had het ooit over een crèche voor rijkeluiskinderen. Dat is echt onzin. Wij laten gewone studenten toe, maar bieden hun wel een omgeving waarin ze geprikkeld worden te excelleren. Onze studenten betalen het normale collegegeld. Beter onderwijs voor hetzelfde geld: dát is het.”

Als Zeeuw moet het u een bijzonder gevoel geven dat u de provincie een universiteit nalaat.

„Dat de Roosevelt Academy in Middelburg kwam, had meer met toevalligheden te maken. Het gemeentebestuur zocht een passende bestemming voor het oude stadhuis in het centrum, omdat het zelf naar een modern kantoorgebouw was verhuisd. Ook was er huisvesting beschikbaar in de buurt voor studenten. Daarbij kwam dat Zeeland al wel een hogeschool had, in Vlissingen, maar nog geen universiteit. Ik heb vanaf het begin bewust samenwerking gezocht met deze hogeschool om de vestiging van een college in Middelburg meer kans van slagen te geven. Er is een eeuwenoude competitie gaande tussen die twee plaatsen. Als schooljongens uit Middelburg vochten wij al tegen jongens uit Vlissingen, als een soort vriendelijke hooligans. Dat gebeurde bij West-Souburg, precies in het midden.”

Dat interne geknok, daar heeft u iets tegen?

„Zeeland is een lam naar buiten, een leeuw naar binnen. De provincie stelt zich volgzaam, onderdanig op richting Randstad. Wat daar gebeurt, wat daar besloten wordt, dát is de norm. Je ziet dat in meer regio’s in de periferie van ons land, terwijl dat helemaal niet nodig is. Zeeland is een prachtige provincie met een eigen cultuur. En een aantal grote voordelen. Vanuit Veere ben ik in tien minuten op mijn werk in Middelburg; in de Randstad sta ik elke dag vast. Tegelijk is Zeeland een leeuw naar binnen. De stadjes die we hier hebben, knokken wat af met elkaar. Die strijd heet in Den Haag inmiddels de Zeeuwse ziekte. Ik zou het liever omgekeerd zien: dat Zeeland een leeuw naar buiten is en een lam naar binnen.”

Terug naar de Roosevelt Academy. U houdt met uw college gewone universiteiten een spiegel voor?

„Absoluut. Ik merk dat de collegegedachte langzaam maar zeker doordruppelt in het hoger onderwijs. De voorzitter van de vereniging van universiteiten en diverse rectoren zijn er enthousiast over. Er wordt veel geklaagd over het teruglopend niveau van vwo-leerlingen. Ik vind dat niet terecht. Mijn moeder heeft al mijn brieven bewaard die ik als achttienjarige jongen schreef. Die hadden een lager niveau dan wat ik nu van jongeren lees. Het huidige vwo is een prima opleiding.

Ook de docenten zijn beter geworden. Ik moest als vierdejaarsstudent sociologie in Tilburg mijn hoogleraar vervangen en een college geven over lichamelijkheid en seksualiteit, terwijl ik er niets van wist. Dat zou nu niet meer gebeuren. Het probleem zit niet in de studenten of de docenten, maar in de omstandigheden. Universiteiten zijn megagrote instellingen geworden waar de student een nummer is en de zesjescultuur hoogtij viert. Dát moeten we aanpakken. Een vergelijking: gooi Johan Cruijff niet in een zwembad om hem te laten bewijzen dat hij goed kan voetballen; dat is zijn context niet. Zo moeten we studenten de juiste omgeving aanbieden om ze te laten excelleren.”

Waarom biedt u slechts drie differentiaties aan?

„Om studenten een zo breed mogelijke basis te geven. Op de gewone universiteiten worden de studierichtingen steeds smaller. Er zijn er inmiddels 483. Jongeren moeten veel te vroeg kiezen, met het risico dat ze verkeerd kiezen. Sinds 1999, het Verdrag van Bologna, kennen we op de universiteit de tweedeling in een bachelor- en een masteropleiding. In de bachelor leren studenten academische vaardigheden, in de master gaan ze die toepassen door voor een beroep te kiezen. Dan word je dokter, advocaat, leraar of dominee. De bachelor is breed, de master smal. Dat past precies bij de filosofie van het college. Dat deze filosofie werkt, blijkt uit de beoordeling door studenten: zij geven de Roosevelt Academy ruim een acht. En we kregen binnen vijf jaar het predicaat ”excellent” van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. In Engeland en Amerika lopen studenten elke dag in een T-shirt van hun eigen college. Ik zie dat onze studenten nog niet massaal doen, sommigen beginnen er voorzichtig mee, maar trots op hun schooltje zijn ze allemaal.”

Naast de door u gestarte colleges in Utrecht en Middelburg zijn er vergelijkbare instituten in Maastricht, Amsterdam en Leiden. Waarom niet veel meer gezien het succes?

„Ik heb afgelopen jaren zeker zes, zeven gemeentebesturen aan tafel gehad met belangstelling voor een college. Ze hebben mooie, oude gebouwen beschikbaar, maar schrikken terug voor de kosten. Ze moeten minimaal 15 miljoen euro voorschieten om een college van de grond te krijgen. Maar als je het mij vraagt, zijn er genoeg plaatsen waar zo’n instituut mogelijk is: Dordrecht, Haarlem, Zutphen, Leeuwarden, Zwolle, Arnhem. Dordrecht wilde wel, als vestiging van de Erasmus Universiteit, maar de burgemeester van Rotterdam heeft het tegengehouden. Hij wilde het college, áls het er zou komen, in zijn eigen stad hebben.”

Goed onderwijs staat of valt met de persoon voor de klas. Wat is een goede docent?

„Iemand die snapt dat hij zijn leerlingen verder moet helpen dan wat hij zelf heeft bereikt. Anders gezegd: een goede universitaire docent beseft dat de kans dat een van zijn studenten de Nobelprijs zal winnen groter is dan dat hij die zelf wint. Die constatering is niet alleen een statistisch gegeven, maar verplicht ook tot maximale inzet.”

U streed jaren voor een ideaal. Welke karaktereigenschappen horen daarbij?

„Eigenwijsheid, een zekere arrogantie. Ik ben iemand van overtuigingen en probeer die vorm te geven. Ik ben denker én doener. Alleen kritiek hebben is mij te makkelijk. Je moet werken aan verbeteringen; je nek durven uitsteken. En ja, dan wordt af en toe je hoofd eraf gehakt.”

U bent van huis uit rooms-katholiek. Speelt religie voor u een rol bij het strijden voor een ideaal?

„Nee. Verantwoordelijkheid en betrokkenheid zijn voor mij belangrijke begrippen, maar niet om religieuze redenen. Ik noem mezelf gehumaniseerd, ben een cultuurchristen, ga zondags niet naar de kerk. Ik krijg nog steeds brieven van de parochie en geef geld. Waarom? Omdat ze het nodig heeft.”

In welke politieke partij vindt u het meest van uw gedachtegoed terug?

„In paars. Ik pendel bij verkiezingen tussen VVD, D66 en PvdA. Maar dan wel de PvdA van Job Cohen. Ik vind hem een voortreffelijk bestuurder, een eerlijke man. Hij doet het niet overtuigend in de Tweede Kamer, wel netjes. Hij is geen standwerker. Het is droevig dat je dat tegenwoordig moet zijn in de politiek. Ik heb niets met populisme.”

Gaan uw kleinkinderen merken dat u na maandag meer tijd heeft?

„Dat is wel de bedoeling. Ik tennis graag met m’n oudste kleinzoon. Ik vrees dat ik dit jaar voor het eerst van hem ga verliezen.”


Levensloop Hans Adriaansens

Hans P. M. Adriaansens (1946, Middelburg) volgde het gymnasium aan het seminarie in Breda en studeerde sociologie aan de universiteit in Tilburg. Hij promoveerde cum laude en werkte op diverse universiteiten in Nederland en de Verenigde Staten. In 1998 startte hij het University College Utrecht, een kleinschalige universiteit naar Engels-Amerikaans voorbeeld. In 2003 stichtte hij de Roosevelt Academy in Middelburg. Adriaansens was lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). Hij is getrouwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer