Opinie

Plichtsbesef beperkt dikke ik

Er zit een spanning in de moderne moraal. Mensen die vinden dat alles moet kunnen, vinden dat christenen zich niet op hun geloof of geweten mogen beroepen in het publieke domein. Daar zit wat achter.

dr. H. van den Belt

16 January 2012 09:26Gewijzigd op 14 November 2020 18:42
„Wie claimt dat God de grens van de vrijheid bepaalt, kan rekenen op bittere woede.” Foto RD, Henk Visscher
„Wie claimt dat God de grens van de vrijheid bepaalt, kan rekenen op bittere woede.” Foto RD, Henk Visscher

Een kind is een kleine tiran, een geboren egoïst die meent dat alles om hem draait. Maar al snel merkt het dat het niet alleen op de wereld is. Het kan met zijn lichaam en zijn speeltjes niet doen wat het wil. Er zijn grenzen, wetten. Je hebt de natuurwetten en de wetten van de logica. Je kunt je er niets van aantrekken, maar iedere overtreding wreekt zich. Alleen in gehoorzaamheid ligt vrijheid.

Goed en kwaad liggen vast in morele wetten. Bij alle verschil van mening over de inhoud, zijn alle mensen het erover eens dat zulke wetten bestaan. Er zijn dingen die je niet doet als je normaal bent. Maar hoe bepaal je wat normaal is? Dat is de kernvraag van de ethiek.

Vroeger was het antwoord: Dat bepaalt God. Maar sinds de achttiende eeuw is er een proces van emancipatie op gang gekomen, een streven om alles los te maken van God. De mens verheft zichzelf tot norm. Ook de moraal komt los te staan van God. Om het goede te kennen en te doen heb je Hem niet nodig. Het goede is niet goed omdat God het wil, maar gewoon omdat het goed is.

Plichtsbesef

Immanuel Kant (1724-1804), de grote filosoof van de verlichting, plaatst God buiten de grenzen van onze kennis. Dat belet hem niet om toch een strenge moraal op te bouwen. Het geweten roept de mens steeds toe: „Gij zult!” Je mag het goede niet doen om de beloning, ook niet uit liefde, maar alleen omdat het goed is, uit plichtsbesef.

Het moralisme van Kant leidt tot een tegenreactie. De negentiende eeuw ziet het geweten steeds meer als product van sociale factoren. De ethiek is ontstaan uit eigenschappen die ook bij de dieren voorkomen. De mens is een beschaafde aap. Om de groep in stand te houden, moet je elkaar niet doden, bestelen of bedriegen.

Het ontbreekt in deze moraal aan autoriteit. Dat leidt in de tweede helft van de negentiende eeuw tot een ontkenning van de moraal. Goed en kwaad bestaan niet. De hoogste wet is: durf jezelf te zijn. Exponent van deze denkrichting is Friedrich Wilhelm Nietzsche (1844-1900). Tegenover de kruiperige slavenmoraal van het christendom propageert hij de zelfontplooiing, de ethiek van het dikke ik.

Die twee lijnen van Kant en Nietzsche bepalen nog steeds de moraal. De moderne mens wil zijn behoeften inkrimpen. Dat zie je in de nadruk op een gezond lichaam en op sport. Dat zie je ook in de afwijzing van alcohol en tabak en van het eten van vlees. Onthouding lijkt wel een nieuw evangelie.

Maar tegelijk heeft de moderne cultuur een hedonistische trek. Dat komt onder andere tot uiting in de kunst. De literatuur geniet ervan om tot in detail de ellende en zinloosheid te beschrijven en stelt er een vermaak in om de vrije liefde, overspel, echtbreuk en zelfmoord te verheerlijken.

Voetgangersstoplicht

De bovenstaande analyse is slechts een parafrase van een lezing die Herman Bavinck, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, 110 jaar geleden op verschillende plaatsen in ons land uitsprak. Wat hij schreef in de Hedendaagsche Moraal biedt nog altijd een scherp inzicht in de seculiere ethiek.

Samengevat komt zijn visie erop neer dat de seculiere samenleving door God te verdringen de moraal aan de mens heeft overgeleverd. Deze autonomie leidt in eerste instantie tot een strenge moraal. Kant zegt: Handel altijd zo dat de regel van je handelen een algemene wet kan zijn. Voor een rood voetgangersstoplicht moet je blijven staan, ook al is er geen kip te bekennen, omdat je niet wilt dat een ander oversteekt terwijl jij met de auto keurig door groen rijdt.

Daar is geen speld tussen te krijgen. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. In de Bergrede scherpt Christus die regel –die in het geweten van ieder mens gegrift staat– nog aan: Wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo (Mattheüs 7:12).

Het probleem zit niet in de theorie, maar in de praktijk. De wet is zonder het Evangelie hard en wreed. Niemand kan eraan voldoen. Kant is volgens Bavinck „mooi voor de farizeeër, maar troosteloos voor tollenaren en zondaren.” Christus regeert de Zijnen niet „door de harden korporaalstok van de categorische imperatief, maar leidt ze met de staf van zijn Woord en de genade van Zijns Geest.”

Vuurpijlmuis

Scherp tekent Bavinck de beweging van de ethiek van het geweten, via die van het algemeen belang naar die van het eigen ego, de zelfontplooiing. De strenge Kant en de losbandige Nietzsche zijn allebei nog springlevend en bepalen in een samenspel wat goed en kwaad is.

Veel christenen gaan uit van een vervaltheorie waarin de publieke moraal alleen maar verder en verder van God af kan raken. In de praktijk blijken mensen zonder God ook tot moreel hoogstaande keuzes te kunnen komen. Het is de kunst om als christen die keuzes met God te verbinden. Uiteindelijk komt al het goede van Hem en openbaart Hij Zich in het hart en geweten van alle mensen, ook van mensen die Hem niet kennen en willen erkennen.

Neem het dierenwelzijn. Dieren zijn schepselen van God. Wie luistert naar Gods openbaring weet dat dierenmishandeling zonde is, maar ook dat er een fundamenteel verschil is tussen mens en dier. Daar heb je geen Bijbel voor nodig.

De bio-industrie voorziet de mens van alles wat zijn hart begeert zonder dat hij weet wat het kost. Nog niet zo lang geleden hingen varken en koe nog schoon aan de haak bij de slager. Nu is dat allemaal wat meer weggestopt. Wie vlees uit de supermarkt haalt, ziet niet meer dat er echt een dier voor geslacht is en beseft niet meer dat het bloed gekost heeft. Op het platteland komt het nog wel eens voor dat mensen zelf een kalfje mesten voor de slacht. Soms verdelen en verwerken een paar gezinnen het vlees van één koe. Dan weet je in principe welk dier je aan het opeten bent. Er is een relatie tussen mens en dier.

Als God geen Schepper meer is, dan zijn dieren geen schepselen maar productiefactoren. Als christen kun je een link leggen tussen het protest tegen dierenleed en God Die mens en dier geschapen heeft. Organisaties die opkomen voor het dierenwelzijn zijn soms voor christenen een voorbeeld als het gaat om onthouding en ascese.

Het is goed dat er nu meer dan vroeger aandacht is voor dierenwelzijn, maar er is ook een keerzijde. Als God geen Schepper meer is, vervaagt de grens tussen mens en dier. ”Vuurpijlmuis Astro alsnog overleden”, kopte dagblad de Stentor. Een muis, op oudejaarsdag door twee mannen aan een vuurpijl vastgebonden, is na een paar dagen bezweken. Terecht dat de daders zijn gearresteerd, maar wel opvallend dat het beestje een naam krijgt en dat het ‘overlijden’ van het slachtoffer als nationaal nieuws geldt. Tegenwoordig gaan de mensen dood terwijl de dieren overlijden.

In animatie- en tekenfilms figureren dieren als mensen en in natuurfilms beschrijven psychologen het leed van uitstervende soorten in termen van depressie en angststoornissen. De ascetische lijn –wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook de dieren niet– verklaart ook de morele verontwaardiging over de rituele slacht. In de bio-industrie en bij Wakker Dier staan Nietzsche en Kant tegenover elkaar. De christen ziet dat de uitersten elkaar raken. Omdat de Schepper verdwenen is, zijn dieren geen schepselen meer, maar dingen.

Seksualiteit

Er zijn veel meer voorbeelden van deze dubbelheid. Voor een schoon milieu is veel meer aandacht dan vroeger; de ooievaar is teruggekeerd. Tegelijk kiezen mensen voor steeds exotischer vakantiebestemmingen. Kant zegt dat je duurzaam moet leven, Nietzsche dat je de hele wereld gezien moet hebben.

Ook zonder geloof in God weten mensen dat het niet normaal is om als een beest te leven. Er zijn wel perioden geweest waarin de vrijheid verabsoluteerd werd, maar die tijd is voorbij. Na de seksuele revolutie in de jaren zestig was er veel bredere acceptatie van pedofilie dan nu. Jarenlang kon de vereniging Martijn uitdragen dat seksueel contact tussen volwassenen en kinderen –eufemistisch ”lichamelijke intimiteit” genoemd– onschadelijk is.

Er is nu meer aandacht gekomen voor de kwetsbaarheid van jonge kinderen. Het taboe op incest en seksueel misbruik is doorbroken en dat heeft aan het licht gebracht hoe schadelijk deze ervaringen voor kinderen zijn. De losse moraal waarin seksuele zelfontplooiing voor pedofielen de norm is, maakt plaats voor de strenge moraal die hen brandmerkt en uitkotst. De seculiere ethiek kent geen genade, ook niet voor iemand die lijdt onder deze geaardheid.

In de meeste gevallen houden onthouding en ontplooiing elkaar in evenwicht. Een geweten dat geen band met God en Zijn gebod erkent, blijft nog wel functioneren. Er zijn echter ook punten waarop de strenge en de losse moraal elkaar juist versterken.

Als het recht op zelfontplooiing niet ten koste gaat van het algemeen belang of een bedreiging vormt voor de vrijheid of veiligheid van andere mensen, wordt het recht een dure plicht. Kant en Nietzsche roepen in koor: „Gij zult over uzelf beschikken en gij zult willen dat alle mensen over zichzelf beschikken.”

Moderne mensen beschikken zelf over hun plaats in de samenleving. Wie zich op openbaring beroept om te onderscheiden tussen mannen en vrouwen, discrimineert. Daar is geen enkel begrip voor.

Moderne mensen beschikken zelf over het levensbegin en -einde. Daarom rust er een taboe op het kritisch beoordelen van abortus en reageren mensen emotioneel als het recht op euthanasie betwist wordt.

Moderne mensen beschikken zelf over hun lichaam. Wie zich op Gods Woord beroept om daar grenzen aan te stellen, schendt de tempel van het individu. Onvoorwaardelijke en onbeperkte aanvaarding van homoseksualiteit is de hoge norm.

Strijd

Omdat in de moderne ethiek niet God maar de mens de norm is, spitst de geestelijke strijd zich toe op die punten waarin de zelfontplooiing niet begrensd wordt. Zolang je bij het opkomen voor je eigen belang rekening moet houden met anderen, corrigeert het plichtsbesef de autonomie. Maar als ik iets goed vind waar ik verder niemand mee benadeel, mag niemand mij daarin hinderen. Daarom worden de seculiere vrijheidsstrijders zo giftig als het om de verhouding tussen mannen en vrouwen of om abortus en euthanasie of om homoseksualiteit gaat. Daar beknotten het geloof en de godsdienst de individuele vrijheid.

Christenen mogen in de hedendaagse moraal sporen van God herkennen en dankbaar zijn dat plichtsbesef het egoïsme breidelt, maar zij moeten wel beseffen dat zelfs dit plichtsbesef in de mens zelf rust. God is buiten beeld en dat moet zo blijven. „Het is thans helaas zoover gekomen dat men van God in het openbaar niet meer spreken mag, dat men Hem overal uitsluiten moet”, zei Herman Bavinck al in 1902.

De verontwaardiging over christenen die Gods gebod als absolute grens van ieders zelfontplooiing zien, zit heel diep. Dat komt doordat die zelfontplooiing geen recht is, maar een plicht. Wie claimt dat God de grens van de vrijheid bepaalt, kan rekenen op bittere woede. De boosheid is oprecht; oprecht verzet tegen God.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer