Gods zorg voor de wereld
Het afgelopen jaar was chaotisch. Grote politieke omwentelingen in Tunesië en Egypte, burgeroorlogen in Libië en Syrië, een kleine milieuramp in Moerdijk, een tsunami en kernramp in Japan, de ergste hongersnood sinds zestig jaar in de Hoorn van Afrika, overstromingen in de Filipijnen, gruwelijke terreuraanslagen in Noorwegen.
Het overzicht is natuurlijk verre van volledig. Over de financiële crises in het afgelopen jaar hebben we het maar even niet. En dan heeft ieder nog zijn of haar persoonlijk leed.
Wie dit alles overziet, krijgt algauw het idee dat de wereld één grote chaos is. Er lijkt geen lijn in te zitten, laat staan dat er iets zichtbaar wordt als een zinvolle orde. Kun je hier de hand van God in zien? Zorgt God eigenlijk wel voor de wereld?
Het zijn vragen die de mens al lang bezighouden. Ze staan ook centraal in onderstaande preek van Augustinus (354-430). Deze preek is een opmerkelijke tekst. Allereerst vanwege de inhoud. Augustinus probeert ondanks de chaos in de wereld het geloof niet te verliezen in Gods zorg voor de mensen. Dat doet hij natuurlijk niet door de chaos te ontkennen. Hij is realistisch genoeg om te zien dat het er in het leven soms allesbehalve ordelijk aan toegaat. Maar we moeten niet bij de pakken neerzitten, zegt hij. Het blijft zaak oog te houden voor wat mooi en goed is in onze wereld. Sta bijvoorbeeld eens stil bij de harmonie en schoonheid van je eigen lichaam! Dat kan helpen om de pracht van de natuur te zien of die van allerlei kunstwerken. Het argument is in Augustinus’ tijd al eeuwen bekend vanuit filosofische discussies over de wereld. Maar Augustinus weet het oude idee creatief uit te werken en hij illustreert het met nieuwe, pakkende voorbeelden. Daardoor stijgt het bij hem duidelijk uit boven de status van een cliché.
Bovendien voegt hij er een eigen, christelijke gedachte aan toe. Christenen leven toch vanuit het geloof dat God in Jezus Christus mens is geworden? Die heeft vanaf Zijn geboorte tot aan Zijn dood toch ook veel leed en chaos te verduren gehad? Ja, misschien heeft de Zoon van God ooit getwijfeld aan de leiding van Zijn hemelse Vader. Maar zou Hij ooit Zijn geloof in Gods zorg voor de wereld verloren hebben? Gods goede zorg is juist voor een christen merkbaar en tastbaar: uit liefde en zorg voor de mensen is God mens geworden.
Augustinus’ argumentatie zal veel moderne mensen niet direct overtuigen. Maar zijn preek is in ieder geval levendig en verrassend van inhoud en stijl.
De preek is nog om een tweede reden bijzonder. De tekst ervan is nog geen twee decennia geleden teruggevonden in een middeleeuws handschrift en werd pas in 1995 gepubliceerd. Tot dan waren er alleen maar twee fragmenten van in omloop. Toch was het bekend dat Augustinus ooit een preek over Gods zorg voor de wereld had gehouden. Hij berichtte daarover in een brief (epistula 231,7). De integrale tekst van de nu teruggevonden preek is maar in één enkel handschrift bewaard. Er valt niets met zekerheid te zeggen over waar en wanneer Augustinus deze preek gehouden heeft. De moderne ontdekker van de preek, François Dolbeau, dateert de tekst voorzichtig ergens tussen 399 en 410.
De preek van Augustinus heeft geen internationaal nummer gekregen. Daardoor blijft het in de praktijk een losstaande tekst, die buiten de bundels met preken van Augustinus valt zoals die de afgelopen jaren zijn uitgebracht. Toch verdient de preek de aandacht. Trouwe Augustinuslezers hebben hiermee een bijzonder kleinood, waarin zij het denken en schrijven van de kerkvader zullen herkennen. En voor nieuwe of beginnende lezers kan de preek dienen als goede introductie op Augustinus’ preken.
Augustijns Instituut
Zojuist, broeders en zusters, hebt u de lezing van de heilige apostel Paulus gehoord. Daarin zegt hij dit: „Denkt u soms dat u, een mens die zelf doet wat hij veroordeelt bij anderen, het oordeel van God kunt ontlopen?” Door die lezing voel ik mij aangesproken door de Heere. Als Hij me helpt, kan ik u iets vertellen over de zorgzaamheid waarmee Hij alle mensen wil omringen.
Want veel mensen willen daar helemaal niet aan! Ze zien in dit leven, in het menselijk bestaan, een hoop belangrijke dingen die op het eerste gezicht willekeurig en zinloos zijn. Daar kunnen ze totaal geen logica of lijn in ontdekken. En daarom denken ze dat het niets te maken heeft met een plan van een God Die de touwtjes in handen heeft. Het is volgens hen allemaal pure willekeur.
Eén zo’n belangrijk ding was de aanleiding voor de lezing. De heilige apostel reageert hier namelijk op een idee dat bij velen leeft, en wel het volgende: „Als God zorg draagt voor het menselijk bestaan, dan zou Hij toch nooit criminelen en atheïsten in leven laten?” Nou nou, ze vinden het verkeerd dat er atheïsten leven, maar zelf komen ze met atheïstische praatjes tegen God.
De les van de apostel biedt in dit geval het antwoord. „Denkt u soms dat u, een mens die zelf doet wat hij veroordeelt bij anderen, het oordeel van God kunt ontlopen? Veracht u dan Zijn onbegrensde goedheid, geduld en verdraagzaamheid? Weet u niet dat Zijn goedheid u tot inkeer wil brengen? U bent hardleers en wilt niet tot inkeer komen! Zo maakt u dat de straf waartoe God u veroordeelt op de dag dat Hij Zijn rechtvaardig vonnis uitspreekt en uitvoert alleen maar zwaarder wordt. God beloont ieder mens naar zijn daden”, zegt de apostel.
Dus hoezo geen zorg van God voor de mensheid? Hij beloont ieder mens naar zijn daden!
Totaal geen systeem
Maar ja, geloof je niet in Gods zorg voor de mensheid, dan geloof je natuurlijk ook de apostelen niet. En ook niet de goddelijke woorden en geschriften die dit punt juist zo sterk benadrukken. We moeten het die mensen daarom maar eens direct vragen. Hoe komen ze er eigenlijk bij dat Gods zorgzaamheid niets te maken heeft met de mensheid?
„Nou”, zeggen ze dan: „als iets zorgzaam wordt bestuurd, zit er altijd lijn en systeem in. Maar wat is er nu chaotischer en rommeliger dan het menselijk leven? Slechte mensen hebben heel vaak alle geluk van de wereld en ze zijn goede mensen ook nog de baas. En die goeden vergaan intussen van de ellende en moeten zich maar schikken naar de slechten.”
Is dat nu de reden om Gods zorgzaamheid te ontkennen? Dan moeten zij die zorgzaamheid op andere momenten ook erkennen. Namelijk als we goede mensen zien schitteren in rijkdom, publieke functies en hoge posities. En als die de slechte mensen in het gareel houden door het recht en de macht. Want dan is het menselijk bestaan echt in orde, dan is alles goed geregeld.
„Nee, nee”, zeggen ze dan, „de zaken liggen toch niet altijd zo? Anders zouden we wel erkennen dat het allemaal prima is geregeld. En ook bij het omgekeerde: stel dat slechte mensen het altijd uitstekend maken en goede mensen altijd hun slaven zijn en enorm pijn lijden en totaal niets bezitten. Ook dan is het op een bepaalde manier goed en consequent geregeld en kunnen we ervan onder de indruk raken. Ja, misschien gaan we dan wel geloven dat slechte mensen al dat zichtbare geluk hebben juist omdat ze verstoken zijn van het onzichtbare geluk, dat in het hart zit en veel beter is en duurzamer. En de goede mensen, die hebben dan geen geluk aan de buitenkant, juist omdat ze vanbinnen een veel schitterender geluk kennen. Het vuur van hun vreugde gaat nu al aan, door hun hoop op onsterfelijkheid, en alles komt helemaal goed wanneer hun ellende en narigheid achter de rug zijn. Maar nu? Nu is het in het leven een rommeltje en loopt alles door elkaar. Soms staan de besten boven de slechtsten en soms weer precies andersom. En juist door dat inconsequente wordt het goed duidelijk: er zit geen lijn in, er spreekt totaal geen zorg van God uit voor het menselijk bestaan.”
Op weg naar een antwoord
Hier wil ik op reageren. Ik hoop dat deze mensen minstens het geduld opbrengen om te luisteren naar iets wat ingaat tegen hun vooropgezette ideeën. Een goede raad daarbij: hun begrip staat maar zwak. Ze moeten dat begrip eerst voeden met een houding van respect. Dan raken ze misschien in staat Gods plannen te onderzoeken door Zijn Geest, ondanks hun eigen ontoereikendheid. En dan beseffen ze misschien dat ze zelf vallen onder Gods zorgzaamheid, puur vanwege het feit dat ze mens zijn. Dat is dan alvast een eerste stap omhoog. Zo kunnen ze verder opklimmen. Voor zover mogelijk komen ze dan misschien tot nader begrip, namelijk dat het God aangaat hoe wij moeten zijn, zoals het Hem ook is aangegaan dat wij er zijn.
Goed, zij willen er dus niet aan. Aan Gods zorgzaamheid als leidende factor in de wereld. Maar is het argument dan het gebrek aan lijn in alles? Die vorm van rommeligheid? Laten ze daarvoor eerst eens stilstaan bij de mens. Want die mogen ze niet aan de kant schuiven en onder de voet lopen en links laten liggen. Mensen mogen niet voorbijgaan aan zichzelf om dan snel te oordelen over andere zaken. Ze kunnen beter even bij zichzelf blijven, een beetje zelfonderzoek kan hier beslist geen kwaad. Dan zien ze de rommel van hun eigen fouten en tekortkomingen, maar ook het geweldige natuurlijke systeem dat er in hen schuilt!
Prachtig geleid
Ten eerste bestaat een mens uit ziel en lichaam. Het onzichtbare, sterkere element brengt het afhankelijke, zichtbare element in beweging. Het natuurlijk leiderschap ligt bij de ziel: die is de baas. En de natuurlijke dienstbaarheid ligt bij het lichaam, dat ondergeschikt is. Een prachtig en prima systeem! En binnen in de ziel is de rede weer superieur, waardoor die de leiding heeft over de rest. Daar zit toch duidelijk een systeem in?
Want wat is beter: je in blinde begeerte storten of je laten leiden door de rede en het verstand? Geen mens, al is hij nog zozeer de slaaf van zijn lusten, zal hier twijfelen over het antwoord. Al leeft hij erop los zonder zijn rede te volgen, hij zal zeggen wat het beste is. Nee, hij heeft zijn leven niet gebeterd, maar door de vraag komt hij zeker weer op het goede antwoord. Dus zelfs bij mensen die fout leven, gaat de stem van de goede orde niet verloren. Het is de natuur die ondeugd afkeurt.
Uitstekend voorzien
Neem alleen al het lichaam. Wat een fantastisch systeem! Al die ledematen die keurig verspreid zitten en één geheel vormen. Wie kan daar ooit met zijn verstand bij? Wie vindt bijvoorbeeld de juiste complimenten voor het hoofd? Dat zit tussen de schouders en steekt letterlijk uit boven de andere ledematen. Het heeft de ereplaats, zoals een cabine op een voertuig.
En in dat hoofd zitten die goed herkenbare zintuigen, allemaal mooi op hun eigen plaats en positie, als wachters op een hoge uitkijkpost, ter bewaking van de gezondheid. Alles wat buiten gebeurt of naar binnen gaat –aangenaam of onaangenaam– melden ze als actieve rapporteurs aan het verstand binnenin. Dat heeft daar een soort kantoor waar het alle gegevens evalueert. De ogen dienen om vormen en kleuren te melden, de oren klanken en stemmen, de neus geuren, de keel smaken. De tastzin zit als een soort algemeen zintuig verspreid over het hele lichaam, maar ook in dat geval vormt het hoofd de basis.
Daarna komen de handen, met hun plaats onder het hoofd. Handige instrumenten! Hun werk is onmisbaar: aanvoeren wat nuttig is en afweren wat schade brengt. En dan de borst en de buik, verbonden met de achterkant –de rug– en daarmee samen functionerend als twee kisten voor veilig vervoer van de ingewanden waarvoor contact met buiten gevaarlijk is. En ten slotte zijn er de voeten. Onderop, om alles te dragen en via beweging te verplaatsen.
De juiste verhoudingen
Tja, wie kijkt hier niet met plezier naar? En zo ga je in het werk meer en meer de Maker ervan bewonderen. Wat is er goed gedacht aan de gezondheid en het praktisch gebruik, en wat ziet alles er ook nog eens fraai en waardig uit!
Veel onderdelen corresponderen met elkaar, zoals ogen, oren en wangen, schouderbladen, handen en zijden en voeten, en ook de vingers aan de handen en de tenen aan de voeten. Links en rechts, apart of samen, het past bij elkaar. Het is allemaal perfect symmetrisch. En dat naast functionaliteit ook schoonheid meetelt is nog duidelijker te zien aan de mannenborst. Die is namelijk getooid met een mooi paar tepels. Terwijl ze toch nooit melk zullen geven.
Onderdelen waarvan er maar één is geschapen zijn steeds in het midden gezet. Zaten ze namelijk links of rechts, dan zou dat de andere kant lelijk ontsieren. Dit geldt bijvoorbeeld voor hoofd en hals, en in het hoofd voor de neus en de mond, en voor de navel in de buik. En ook voor de delen daaronder. Die schiep God met zorgzaamheid en zo zou de mens er eigenlijk heel positief over kunnen spreken. Maar door te zondigen heeft de mens er ‘schaamdelen’ van gemaakt.
En sta eens even stil bij onze inwendige delen. Wie zou ze ongenoemd willen laten? Door de Schepper zijn ze bedekt met een huid om ze af te schermen. Want ze vormen wel een prachtig systeem, maar je kunt er beter aan denken dan dat je ze ziet. Als we er kennis over opdoen, zegt ons verstand dat het iets geweldigs is. Maar komen ze bloot te liggen, dan is het een vreselijk gezicht. Vandaar de maatregel dat ze afgedekt blijven. Dat dient het praktische gebruik en is ook veel waardiger. Het bestuderen ervan vraagt intellectuele inspanning, maar zonder confronterende beelden erbij.
Deel van een alomvattend plan
Hier hebben we dus de constructie van een redelijk, levend wezen. Het systeem van een ziel die de baas is en van een lijf dat dient. We zien verstand en geest, hoofd en lichaam, en onzichtbare natuur. We zien denk- en daadkracht, intellect, waarnemingen en emoties. En de capaciteit van het geheugen, kennisopbouw, de vrije wil, nut en schoonheid van de ledematen, kortom alles wat een mens ”mens” maakt. Wie kan nu de bouwer daarvan zijn? Enkel en alleen God!
Of zit het anders? Laten we even afzien van het redelijke verstand en van de rechtopstaande positie van het lichaam, die de mens eraan doet denken ook zijn hart naar de hemel te verheffen. Zo’n goed systeem van lichaam en ziel vinden we natuurlijk ook bij de dieren. Maar moeten we daarom ontkennen dat God de Schepper is van de mens? Integendeel! Het is juist een extra reden om te erkennen dat God de Schepper is. Een en dezelfde God als Schepper van mens én dier.
Nee, er zou nergens een spoor van leven te vinden zijn als het niet was gemaakt door het Leven, Dat zelf niet is gemaakt. Bij al wat leeft en een lichaam heeft, hoe minuscuul en hoe onbeduidend ook, verloopt de voortplanting onmiskenbaar systematisch. Ja, zelfs bij al die miljarden bomen en planten vind je zaden, wortels, stammen en takken, bladeren en bloemen en vruchten. Ze komen vanuit de verborgen schoot van de natuur. Zou dat allemaal kunnen zonder Hem als Schepper? Het is net als bij de kunst: de veranderlijke, zichtbare objecten zijn gebaseerd op onveranderlijke, onzichtbare ideeën. En al die ideeën liggen besloten in Gods almachtige –om niet te zeggen almakende– wijsheid die de wereld omvat. Zo staat het in de Schrift. Zij omvat de wereld van het ene uiteinde tot het andere, en alles bestuurt zij even voortreffelijk.
Zo liggen de zaken dus. Daarbij hebben we geen twijfel over de plaats van de mens. Alles wat hem aangaat, staat op aarde bovenaan. Zo ook de mens zelf. Dan is het toch enorm kortzichtig om Gods zorgzaamheid te ontkennen in het grote, terwijl we die zo bewonderen in het kleine? Of denken we soms dat Hij totaal geen oordeel heeft over de levens van mensen, maar wel heel zorgzaam en precies is bij zoiets onbenulligs als onze haren? Daarvan bepaalt Hij namelijk het exacte aantal.
We moeten hier dus absoluut niet twijfelen, maar geloven. Soms lijken dingen in het menselijk bestaan rommelig en chaotisch, maar aan alles ligt een plan ten grondslag. Zelfs een hoger plan. Een goddelijk systeem. Iets zo groots, dat wij het in onze kleinheid niet kunnen bevatten.
Beoordeeld op het eind
Daarom moeten we vooral ook aannemen wat het geloof verkondigt: er komt een duidelijk eindoordeel. Voor- en tegenspoed lijken nu willekeurig verdeeld over goede en slechte mensen, zonder enig oordeel. Maar Gods zorgzaamheid springt al zo in het oog bij kleinigheden. Zou Hij dan serieuze zaken gewoon op hun beloop laten zonder enig oordeel? Dat past niet bij Zijn gerechtigheid.
In heel de schepping, zowel bij mensen als bij engelen, geldt één fundamentele regel. De slechten krijgen hun verdiende straf en moeten lijden, de goeden komen in een toestand van ware gelukzaligheid.
Dus gaat het een slecht mens nu op het eerste gezicht goed? Dan is dat een verborgen straf, een schijngeluk. En gaat het een goed mens slecht? Dan loopt hij geen beloning mis voor zijn trouw. Zijn geduldige trouw brengt hem juist een grotere beloning. En omgekeerd, gaat het een slecht mens soms ook in dit leven slecht? Dat dient om hem te corrigeren of te straffen voor zijn zonden. En een goed mens die het goed gaat? Die heeft dan niet de gegarandeerde vreugde van het hemels vaderland, maar een soort troost voor de gevaarlijke tocht daarheen.
Vonden we dit soort gedachten maar bij die ongelovige atheïsten. Dan zouden zij er wél aan willen, aan Gods zorgzaamheid in bestuur en inrichting van het menselijk bestaan. En ze zouden niet met die duistere, dodelijke energie van hen zo koppig ingaan tegen het licht en het leven van de wijsheid.
Een lastig Bijbelcitaat
Nee, dan u, geliefde broeders en zusters, u die al in Christus gelooft. Loop niet in hetzelfde span als de ongelovigen. U mag niet denken dat het God koud laat hoe de mensen leven. Want met warme zorg geeft Hij aan iedereen middelen om te leven. En niet alleen aan mensen, maar ook aan het vee, de vissen en de vogels.
Er is natuurlijk die uitspraak van Paulus dat God „zich niet bekommert om runderen.” Maar dat moeten we niet verkeerd begrijpen. Paulus bedoelt niet dat het losstaat van Gods zorgzaamheid dat er dieren worden geboren en gevoed. Nee, dit soort evidente voorbeelden gebruikt de Heere Jezus om mensen aan te spreken op hun geloof of om hen erin aan te moedigen. Zij moeten kijken naar de vogels in de hemel, hoe Hij ze voedt, en naar het gras op het veld, hoe Hij het kleedt. En dat mag hen dan brengen tot geloof. Eten en kleding van Zijn dienaren verwaarloost Hij niet.
Goed, de apostel zegt: „God bekommert zich niet om runderen.” Maar dat is vanwege die andere uitspraak: „Je mag een dorstig rund niet muilkorven.” We mogen namelijk niet denken dat dit laatste slaat op runderen in plaats van op mensen. God wil de mensen dus niet in de Heilige Schrift voorschrijven hoe ze hun vee moeten behandelen, daar gaat het Hem helemaal niet om. Hij wil wel dat alle soorten dieren worden geboren en gevoed met voedsel dat bij ze past. Het is niet zo dat Hem de natuur niet ter harte gaat.
Zichtbare en onzichtbare orde
Ach, die kortzichtige ongelovigen. God zorgt niet voor het menselijk bestaan, beweren ze. Alleen omdat zij in de voor- en tegenspoed van mensen totaal geen lijn kunnen ontdekken. Die mensen moeten wij er maar eens op uit sturen. Dan kunnen ze de wonderen van de natuur zien.
Gods woorden zijn waar, maar dat geloof je uiteraard niet als je niet gelooft dat ze van God zijn. Zo’n ongelovige moet dus maar even kijken naar iets anders. Iets waarvan hij onmogelijk kan zeggen dat het is ingesteld door mensen. Naar de bijen bijvoorbeeld en hun ingenieuze, wonderlijke systeem van honingraten. Hij die dat aan de bijen heeft geleerd, heeft ook lijn gebracht in het menselijk bestaan. Daar kom je niet omheen.
Wie heeft de mens eigenlijk het vermogen gegeven zich te ergeren aan wanorde en te genieten van orde? Dat vermogen vindt de mens in de natuur van zijn ziel. En die heeft hij niet zelf gemaakt. Goed, hij kan geen lijn ontdekken in het menselijk bestaan en dus denkt hij dat God er geen leidende rol in speelt. Maar hoe komt het dat hij dat denkt? Doordat hij van nature weet dat orde gaat boven wanorde.
Dus een mens is van oordeel dat orde beter past bij Gods werken dan wanorde. Maar zou God geen geordend oordeel hebben over alle mensen, terwijl Hij een gevoel voor orde heeft geschapen in ieder mens afzonderlijk?
Zo’n oordeel heeft God absoluut. Zo’n oordeel heeft Hij, daar moeten we niet aan twijfelen. Ook al kunnen wij er in onze zwakheid niet bij. Neem bijvoorbeeld handwerkslieden: hun producten vinden we goed gemaakt, die kunnen we zien. Bij technici staan we versteld van wat zij allemaal doen. Het is dat we het krijgen uitgelegd en gedemonstreerd, anders zeggen we vol bewondering dat zij het onmogelijke kunnen.
Waarom dan zo’n lichtvaardig oordeel over Gods oordelen? Waarom meteen ontkennen dat er lijn zit in Gods werk zodra wij er geen lijn in zien? In boomblaadjes prijzen wij de zorgzaamheid van de Schepper. Maar in het menselijk bestaan is die er volgens ons niet. Kunnen we niet beter geloven dat er een onnaspeurbare en verborgen lijn zit in het menselijk bestaan? Een systeem dat wij niet kunnen begrijpen, omdat het te groot is? En niet kunnen zien omdat het verborgen is?
Hoe dan ook, in dingen die door God zijn ingesteld, zit een heel duidelijke lijn en orde. Dat kan zelfs atheïsten niet ontgaan. En dit kan de weg wijzen naar een verborgen orde.
Het beslissende argument
Maar wat ons betreft, is dat niet alles. Er is meer dan die heldere, zichtbare tekens aan de hemel en op aarde, wij hebben ook ons geloof. En daarin vinden we een heel zeker bewijs dat de mensheid God ter harte gaat. Een zo sterk bewijs dat we dit niet mogen ontkennen, dat zelfs twijfel taboe is. Dat bewijs is Jezus Christus. Hij Die de gestalte van God had, maar Zijn gelijkheid aan God niet vasthield, maar er afstand van deed. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd Hij gehoorzaam tot in de dood, de dood aan het kruis.
De mensen gaan God niet ter harte? Om hen is Gods Zoon mens geworden! God draagt geen zorg voor het leven van de mensen? Voor hen heeft Gods Zoon de dood doorstaan!
En is Zijn ordenende hand niet te zien in het gedrag van slechte mensen, gedrag dat Hij natuurlijk niet veroorzaakt? Jawel, zelfs daar. Juist door slechte mensen heeft Christus geleden en dat lijden heeft het gedrag van goede mensen kunnen bepalen. En maakt Hij niet een nuttig gebruik van de zonden van atheïsten? Jawel, zelfs daarvan. Door die zonden is Zijn liefderijk bloed vergoten tot vergeving van zonden.
Gaat Hij ongelovigen niet bestraffen? Hij bevrijdt juist gelovigen om die niet te bestraffen! Gaat Hij gelovigen niet de beloning geven voor hun geloof? Voor hen heeft Hij zelfs de schande van het kruis gedragen. Blijven het goede en kwade dat Hij geeft niet eeuwig duren? Het tijdelijk goede en kwade is van geen enkel belang, dat heeft Hij ons door Zijn veroordeling geleerd.
Kortom, God zorgt wel degelijk voor de mensheid. En dat niet alleen, Zijn zorg is ook heel intens. Het allergrootste en zekerste bewijs daarvoor is de mens Christus, de realiteit van Zijn geboorte, het geduld bij Zijn lijden, de macht van Zijn verrijzenis.
Kinderen van de barmhartigheid
Gods zorgzaamheid is zonneklaar. Bij allerlei dingen kun je zien hoe zij is ingericht en geregeld. Zonder Zijn zorg valt geen blad van de boom, ontkiemt geen zaad in de bodem. Maar nergens blijkt Gods liefde voor de mens zozeer als hier. Hem, door Wie Hij de mens maakte, maakte Hij tot mens. Hij wilde sterven in dit leven, zodat wie het leven had verspeeld zou leven. Hij maakte Hem, door Wie Hij de beloning zal geven, tot voorbeeld van die beloning. Ja, dit is het mysterie van ons geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam en gerechtvaardigd door de Geest. Hij is verschenen aan de engelen, verkondigd onder de volken, heeft geloof gevonden in de wereld en is opgenomen in majesteit.
Vanaf het begin van de mensheid is het voorzegd door Gods Geest: „Dit gaat gebeuren!” Totdat het dus feitelijk plaatsvond. En dan nog komen ongelovigen met die reactie dat het menselijk bestaan niet valt onder Gods zorgzaamheid. Zij spreken ongerechtigheid.
Maar wij denken hier anders over. Wij zijn „kinderen van de barmhartigheid” geworden. Niet dankzij onze eigen verdiensten, maar dankzij Gods gave. En ondanks dat wij van nature kinderen van Gods toorn waren zoals de rest. Het is zeker niet van nature dat wij zijn gescheiden van de rest. Door onze natuur dan, die later is geschonden door eigen slechtheid? Nee, niet door de natuur, niet door de wet, maar door de genade!
We moeten dus niet kijken naar de ongelovigen en hun leugens over Gods zorgzaamheid. Laten we liever ons best doen, zodat zij de waarheid te horen krijgen. En bidden dat ze gaan geloven.
Preek uit: ”Aurelius Augustinus, Gods zorg voor de wereld (Sermo de prouidentia)”; uitg. Damon, Budel, 2012.
De Latijnse tekst die voor deze vertaling is gebruikt, is afkomstig uit een 12e-eeuws handschrift van een benedictijnenabdij in de omgeving van Mantua. Een digitale versie van de Latijnse tekst is te vinden op de site van het Augustijns Instituut (www.augustijnsinstituut.nl > Augustinus’ Werken > NL vertalingen). en op de site van Vincent Hunink (www.vincenthunink.nl > onderzoek > vertalingen)