Ds. De Koning Gans: Mensen belangrijker dan beleidsplannen
OUDEWATER – Het is niet allemaal kommer en kwel in de kerk. Ds. R. de Koning Gans heeft heel wat keren gezien dat onkerkelijke mensen Christus leerden kennen. „Mijn hart leeft op bij zulke verhalen van Gods genade. Het geeft me moed dat God mij wil gebruiken om mensen bij Christus te brengen”, zegt ds. de Koning Gans. De hervormde predikant uit Oudewater stond op 21 december 25 jaar in het ambt.
De studeerkamer van ds. De Koning Gans biedt uitzicht op de Grote of Sint-Michaëlskerk in het oude Utrechtse stadje, waar het geboortehuis van Arminius nog steeds te zien is. Zijn bureau toont een openliggende Rembrandtbijbel met een schilderij van Maria met de Bijbel op schoot die naar het Kind kijkt. „Deze Bijbel gebruik ik altijd bij het maken van mijn preken”, zegt de predikant.
Het voorgeslacht van Roelof de Koning Gans komt uit Hasselt. Zijn bijzondere achternaam dankt hij aan een voorvader die zowel zijn eigen achternaam als die van zijn vrouw opgaf aan een ambtenaar van de burgerlijke stand. Zijn ouders waren binnenschipper, hij kwam in 1960 ter wereld in Rotterdam.
Ds. De Koning Gans werd in 1986 bevestigd als predikant in het Noord-Brabantse Giessen, waar hij deze maand ter gelegenheid van zijn jubileum preekte over Jesaja 60:1: „Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op.”
Zijn tweede gemeente was Sebaldeburen in Groningen, waaraan hij parttime verbonden was (1991). Hij werkte tegelijkertijd als toeruster en opbouwwerker in dienst van de IZB en de HGJB. Het is een regio met maar kleine rechtzinnige hervormde gemeenten. „Je leert er anders tellen, in kleine aantallen”, zegt hij.
Vanuit het geseculariseerde noorden ging ds. De Koning Gans naar het kerkelijke en kinderrijke Urk (1996), waar zijn gemeente 320 catechisanten telde, die hij overigens niet allemaal zelf onderwees. „Ik houd van de Urkers door hun manier van omgaan met elkaar. Ze zijn direct, leven puur en beleven de zaken van leven en dood intens. Het is niet moeilijk om met hen een gesprek over wezenlijke zaken te krijgen. Predikanten krijgen wel respect maar ze worden niet vereerd, zodat hun natuurlijke neiging tot hoogmoed goed onderdrukt wordt.”
In Zeist (2001) kreeg hij te maken met een reorganisatie. De gemeente waarin hij terechtkwam, was nieuw gevormd: een wijkgemeente met een Gereformeerde Bondssignatuur ging samen met een wijkgemeente met een confessionele signatuur. Het was een spannend gebeuren, stelt ds. De Koning Gans.
„Ik heb geen partij gekozen, maar heb duidelijk gesteld dat ik geroepen ben om te preken, pastoraat te bedrijven en te catechiseren. Tijdens pastorale bezoeken luisterde ik met een open hart naar iedereen, of hij of zij nu bij de Bond hoorde, confessioneel was of helemaal niet naar de kerk ging. Ik heb langzamerhand het vertrouwen gewonnen, vooral door me te richten op mensen. Om hen gaat het in de gemeente. Zij zijn veel belangrijker dan al die beleidsplannen waar men tegenwoordig zo druk mee is.”
Hij vertelt over Gods genade in het leven van mensen die hij ontmoet heeft gedurende zijn ambtsperiode. „Een man was verslaafd aan de drank en hij ging nog maar af en toe naar de kerk. Toen hij er op een keer binnenging, zag hij iemand in de kerkenraadsbank zitten die vroeger ook verslaafd geweest was. Hij kreeg weer hoop, is van de drank afgekomen en is een trouwe kerkganger geworden.”
Ds. De Koning Gans vertelt van een jongeman die niet christelijk was opgevoed en in contact was gekomen met christenen. „Toen hij in een crisis terechtkwam, merkte hij tot zijn eigen verrassing ineens dat hij aan het bidden was. Tijdens dat gebed daalde er een diepe vrede in zijn hart. Die jongeman is naar de kerk gegaan, heeft belijdenis gedaan, is gedoopt en getrouwd.”
De predikant vertelt over een oudere man die nooit naar de kerk ging. „Als de ouderling op bezoek kwam zei hij: „Dan moet je bij mijn vrouw zijn.” Eens, toen hij ziek werd, beluisterde hij een preek en toen gebeurde het. Hij veranderde door Gods genade van het ene op het andere moment. Zijn vrouw zei: „Ik snap het niet. Ik heb mijn leven lang voor zijn bekering gebeden en nu zit hij opeens ’s nachts in de Bijbel te lezen.” Ook hij kwam tot geloof en liet zich dopen.”
Hij vertelt verder over een kind van zes jaar dat gedoopt wilde worden. Het kreeg, samen met zijn moeder, catechese aan huis, en werd gedoopt. Hij vertelt over een vrouw die in de wereld leefde en tot bekering kwam. Toen ze doopt werd, kwam een groot deel van de dorpsbevolking naar de kerk. Hij vertelt van een oude man, een ruwe bolster, die tot verandering kwam. Hij was te ziek om nog naar de kerk te komen en stierf korte tijd daarna, maar na zijn dood ging zijn weduwe naar de kerk. „Dat bewerk ik niet, maar het is de genade van God waarvan ik getuige mag zijn. Het is een wonder dat God mij wil gebruiken om die mensen tot Christus te brengen.”
Ds. De Koning Gans: „Er moet een haardvuur branden in de gemeente dat alle dingen doorgloeit. Dat haardvuur is het Evangelie. Laten we dicht bij het hart van het Evangelie blijven, dan komen al die andere vragen –of we van de Gereformeerde Bond zijn, welke kleding Bijbels is, hoe we moeten omgaan met echtscheiding en homoseksualiteit en al die andere dingen– vanzelf goed. Als we onze vastheid in Christus hebben, is er ruimte om te spreken met anderen en is verscheidenheid niet bedreigend.”