Kersttijd
Lukas 2:1
„En het geschiedde in diezelfde dagen dat er een gebod uitging van de keizer Augustus dat de gehele wereld beschreven zou worden.” In de grote wereldstad wordt gespeeld en gedanst. De ene verkwisting volgt de andere op, en bij dat alles wordt geklaagd. Augustus, de machtige wereldheerser, zucht zelf in zijn paleis. Rome moet geld hebben. De stadhouder Cyrenius is in zijn buitengewone zending in Judea aangekomen. In het Joodse land woont bijna geen lof Gods meer: men huwt en wordt ten huwelijk uitgegeven, men koopt en verkoopt. Zo ligt alles onder de ijdelheid besloten.
In diezelfde tijd gaat een prinses uit het voorheen zo schatrijke stamhuis van David, die wordt begeleid door een prins uit hetzelfde geslacht –niet geacht en niet gekend, ja miskend– zonder dat een mensenkind er nota van neemt –onbemiddeld, ja arm– de moeilijke gang van Nazareth naar Bethlehem, over hoge bergen en door diepe dalen. Deze moeilijke tocht onderneemt die vrouw, hoogzwanger. Of zij een ezelin heeft gehad om zich daardoor te laten dragen of dat zij op haar voeten heeft moeten lopen, dat weet God. Wat zij onder haar hart draagt, is een andere man dan keizer Augustus. Het is de Heere des hemels en der aarde, het is Degene door Wie keizer Augustus regeerde. Keizer Augustus wist niet, dat hij door Hem regeerde, en de wereld kende Hem niet, nochtans was Hij alleen het Heil en Licht der wereld.
H. F Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Leerreden”, 25 december 1848)