Resultaten Trouwonderzoek schoolprestaties deugen niet
De resultaten van het Trouwonderzoek naar de prestaties van scholen voor voortgezet onderwijs deugen niet, betoogt Johan Pijl.
Onlangs presenteerde het dagblad Trouw opnieuw de schoolprestaties van scholen voor voortgezet onderwijs (RD 12-12). De onderzoekers dr. S. van Alphen en prof. dr. J. Dronkers hebben geprobeerd aan te geven of de leerlingen die met een diploma de school verlaten, voldoende niveau hebben om met succes een vervolgopleiding te volgen. Alle scholen krijgen een eindoordeel in de vorm van een eindcijfer. Er is echter zwaarwegende kritiek te formuleren op de aanpak.
De onderzoekers berekenen met behulp van een formule voor iedere school het eindoordeel. De input voor deze berekening komt van gegevens die de inspectie verstrekt. Op deze manier krijgen de scholen een eindcijfer. Wanneer een school bijvoorbeeld hoge examencijfers, geen zittenblijvers en geen afstroom heeft, resulteert dit in een hoog eindcijfer.
Tot zover is er niets mis met de methodiek van de onderzoekers. Toch zijn er merkwaardige zaken te noemen. Wanneer een school een hoog slagingspercentage heeft, mag je verwachten dat dit een positief effect zal hebben op het eindoordeel. Dit is niet het geval. Bij een hoger slagingspercentage blijkt het eindoordeel zelfs lager te worden. De gehanteerde formule gaat in dit opzicht tegen alle logica in.
Ik wil nog een onlogisch punt aan de orde stellen. Alle scholen worden door Trouw in twee groepen verdeeld. De eerste groep krijgt een cijfer op basis van de hiervoor genoemde formule. Dit zijn scholen waarbij voor alle vakken de gemiddelde cijfers voor het centraal examen voldoende zijn. Dit geldt voor een kwart van alle scholen. Deze groep scoort automatisch minimaal een 7.
De tweede groep zijn de scholen die voor één of meerdere vakken gemiddeld een 5,9 of lager scoren. Deze groep kan als eindoordeel maximaal een 6 krijgen. Bij deze grote groep worden alle gegevens van de inspectie terzijde geschoven en kijkt men uitsluitend naar vakken met een onvoldoende als gemiddelde voor het centraal examen. Hoe meer onvoldoendes, hoe lager het eindoordeel.
Dit kan betekenen dat een school die volgens de formule op een 9 uitkomt, toch slechts een 6 krijgt omdat één vak gemiddeld onder de 6 scoort. Dit kan een school betreffen met zeer goede resultaten. Bij deze methodiek kan het zelfs zo zijn dat één leerling bij één vak ervoor zorgt dat het eindoordeel van een 9 naar een 6 gaat.
Uiteraard bepaalt iedere onderzoeker zelf wat en hoe er onderzocht wordt. We moeten echter bedenken dat een publicatie over schoolprestaties in de eerste plaats voor ouders van toekomstige brugklasleerlingen bestemd is. Hun schoolkeuze wordt in veel gevallen mede bepaald door dit soort onderzoeken. Ouders mogen ervan uitgaan dat het eindoordeel gebaseerd is op zaken zoals slagingspercentages, zitten blijven, op- en afstroom en gemiddelde cijfers.
Ouders worden met dit onderzoek door Trouw op het verkeerde been gezet. Ik raad ouders dan ook aan om bij hun schoolkeuze de onderzoeken van de inspectie van het onderwijs en van Elsevier te raadplegen.
De auteur is plaatsvervangend directeur van de locatie Guido de Brès van het Wartburg College.