Aanvaarding evolutietheorie door kerk: vooruitgang of teloorgang
LEIDEN – Heeft niet juist het streven van kerken om „baas in eigen Boek” te worden, hun met gezag spreken ondermijnd? Anders gezegd, vroeg prof. dr. M. B. ter Borg donderdag in Leiden, „komt de ontkerkelijking niet voor een heel deel voort vanuit de kerk zelf?”
Prof. Ter Borg, bijzonder hoogleraar niet-institutionele religie in de hedendaagse samenleving aan de Universiteit Leiden, was donderdagmiddag een van de opponenten van H. H. Kruyswijk. Aan de faculteit geesteswetenschappen van de Leidse universiteit verdedigde deze zijn dissertatie ”Baas in eigen Boek? Evolutietheorie en Schriftgezag bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1881-1981)”. Zeker 200 belangstellenden –onder wie een zoon van de vorig jaar overleden VU-bioloog Jan Lever– woonden de plechtigheid bij.
Het onderstreepte het belang van het proefschrift, zei Kruyswijks promotor prof. dr. E. G. E. van der Wall in haar gelukwens aan het slot. „Dat mag dan een historisch karakter dragen; het heeft een hoge mate van actualiteit in zich. Discussies op dit gebied spelen nog altijd.”
En steeds zie je dezelfde mechanismen in werking treden, aldus Van der Wall. „Eerst fel verzet van de kant van de gelovigen tegen de nieuwe wetenschappelijke bevindingen, dan langzaam maar zeker een –zij het soms knarsentandend– accepteren daarvan.”
In de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) had „de grote omslag” plaats tussen 1950 en 1981, constateert Kruyswijk. In die periode „voltrok zich een metamorfose van de gereformeerde opvatting van het Schriftgezag”, waarbij „de theologen voorop” gingen. Het einde van dit proces werd gemarkeerd door het synoderapport ”God met ons” (1980/81).
Een van de „helden” in zijn proefschrift is prof. dr. J. Lever (1922-2010), stelde prof. dr. H. te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis in Leiden, donderdag vast. Kruyswijk –die jarenlang als cardioloog werkzaam was– beaamde het. „Jan Lever was degene die geloof en evolutietheorie op één lijn probeerde te krijgen, onder meer in zijn boek ”Creatie en evolutie” uit 1956. Een groot probleem voor hem was dat zijn geloofsgenoten dat aanvankelijk niet accepteerden. Dus wat deed hij? Hij ging hen masseren, door middel van tal van voordrachten, krantenartikelen, zijn cahiers voor de gemeente, noem maar op. En velen gingen uiteindelijk met hem mee.”
Hoe waardeert Kruyswijk het proces zoals hij dat heeft beschreven? wilde prof. Te Velde weten. „Beschouwt u dit verhaal als vooruitgang, als een ontwikkeling die begint met duisternis en eindigt in het licht?”
De promovendus, zelf ook van gereformeerde komaf: „Ik heb inderdaad wel het idee dat de gereformeerden zich uit knellende banden bevrijd hebben. Vooruitgang? Ja, ik vind dat wel vooruitgang. Al kan ik me ook wel wat voorstellen dat anderen het als teloorgang zien. In het Nederlands Dagblad las ik vandaag de kop ”Opmars evolutietheorie fnuikte Schriftgezag” boven een stukje over mijn proefschrift. Zij waarderen het dus als achteruitgang. Uit enquêtes blijkt ook dat nog steeds 20 procent van de gereformeerde gezindte –die is breder dan alleen de Gereformeerde Kerken– ervan overtuigd is dat de aarde in 6 dagen van 24 uur is geschapen.”
Ook prof. dr. G. van den Brink, onder andere bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme in Leiden, had de kop in het ND gelezen. „Maar die was toch meer bedoeld als een samenvatting van uw proefschrift. En mijn vraag is vervolgens: Vindt u dat hiermee uw centrale conclusie correct is weergegeven? Ik zou dat betreuren. Want als er zo’n direct verband is tussen de aanvaarding van de evolutietheorie en het verdwijnen van het Schriftgezag, dan zou de reactie zomaar kunnen zijn: „Dan blijf ik nu creationist.” Maar is er wel zo’n dwingend verband tussen die twee, tussen –zeg– het herroepen van ”Assen 1926” door de gereformeerde synode in 1967 en het aanvaarden van het rapport ”God met ons” in 1980/81?”
Kruyswijk merkte op dat in ”God met ons” onder woorden was gebracht wat eigenlijk al jaren gemeengoed was. „Een pluriformiteit van meningen ten aanzien van het Schriftgezag was al lang toegelaten – Kuitert werd niet uit zijn ambt ontheven, zoals Geelkerken in 1926. En het Schriftgezag kreeg een andere inhoud. Maar nee, ik vind dat niet fnuikend.”
Een ander geluid kwam van de kant van prof. dr. W. van Hoorn, emeritus hoogleraar psychologie aan de universiteit van Kaapstad. „Wat mij opgevallen is, is dat u in uw proefschrift amper kritiek levert op de evolutietheorie. Bent u niet te positief? Zou het zelfs niet zo kunnen zijn dat gereformeerden over vijftig jaar weer gaan geloven in de schepping zoals ze dat altijd gedaan hebben?” Kruyswijk: „U hebt gelijk. Ik ben erg onder de indruk van de evolutietheorie, daar schaam ik me niet voor.”
In hoeverre is er een verband tussen het feit dat de (grote) kerken „baas in eigen Boek” wilden worden en de secularisatie? vroeg prof. Ter Borg. Met behulp van grafieken liet de promovendus zien dat de ontkerkelijking in Nederland eind negentiende eeuw al begon. „Anders dan vaak aangenomen, laten de jaren zestig –door velen als de rampjaren gezien– als het hierover gaat geen duidelijke knik zien.” Een conclusie waarmee hij zich, zo zei zijn promotor prof. Van der Wall, „midden in het steeds weer oplaaiende debat hierover begeeft.”