Binnenland

Pleidooi: Meer aandacht voor potentiële dader eerwraak

Hoewel harde cijfers ontbreken, is eergerelateerd geweld –met soms dodelijke afloop– een hardnekkig maatschappelijk probleem. Op de conferentie ”Mannelijke eer”, donderdag in Den Haag, klinkt een pleidooi voor meer aandacht voor de potentiële dader. „Ook die is slachtoffer.”

Bert Monster

26 November 2011 13:10Gewijzigd op 14 November 2020 17:54
Foto Fotolia
Foto Fotolia

In maart vorig jaar stak een verongelijkte 46-jarige Turkse man zijn 40-jarige voormalige Turkse vrouw dood in haar woning in het Groningse Hoogezand. Volgens de man had ze een relatie met een ander. Om te voorkomen dat zijn kinderen voor de Turkse gemeenschap door het leven zouden gaan als hoerenkinderen, moest hij hun eer redden. Het speciale Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (zie kader) stelde vast dat de verdachte handelde uit „gekwetst mannelijk eergevoel.” De man kreeg twaalf jaar cel.

Tijdig ingrijpen kan eerwraakmoorden als die in Hoogezand voorkomen, stelt de Koerdische Celal Altuntas van de Haagse welzijnsorganisatie Zebra, organisator van het congres ”Mannelijke Eer”. Altuntas voert al sinds 2009 preventieve gesprekken met potentiële daders.

Soms slaagt hij erin iemand van een moord af te houden. „Ooit raakte ik in gesprek met een Turkse man. Hij was getrouwd met een Nederlandse, maar de vrouw was bij hem weggelopen. Het stel was gescheiden. De echtgenoot kon en wilde dat niet accepteren. Voor hemzelf niet en voor zijn eigen gemeenschap niet. Hij was vast van plan de vrouw vermoorden, maar na gesprekken met ons zag hij van zijn daad af. Dat voelt voor ons als een grote overwinning.”

In zijn dagelijks werk merkt Altuntas dat potentiële daders over een hoge drempel moeten om het gesprek aan te gaan. „Binnen hun familie kunnen ze het niet hebben over een eventueel afzien van eergerelateerd geweld of zelfs eerwraak. Ze zouden daardoor hun status in de gemeenschap verliezen en daarmee ook hun identiteit.”

Druk

De welzijnswerker spreekt uit ervaring. Als jongen kreeg hij van zijn familie in Koerdistan de opdracht de moord op twee achterooms van hem te wreken, een zogeheten bloedwraak. De reden dat Altuntas het moest doen was even helder als onthutsend: hij was minderjarig, dus zou hij een lagere straf krijgen. Bovendien kwam hij uit een groot gezin dat de gevolgen van het wegvallen van een kostwinner beter kon dragen dan kleine gezinnen. Altuntas’ vader stak echter een stokje voor de moordpartij.

Daders van eerwraak zijn net zo goed slachtoffers, zegt Altuntas. „Iemand kan binnen de gemeenschap zo zwaar onder druk worden gezet dat hij geen andere mogelijkheid meer ziet dan tot handelen over te gaan. Eerwraak is daarom ook geen misdaad van een individu, maar een collectieve misdaad die uitermate lastig is aan te pakken. Hij is niet uitsluitend te verbinden aan de Turkse, de Pakistaanse, de Koerdische of de Somalische cultuur. Allochtonen trouwen met autochtonen. Er is vermenging van culturen en daarmee is eerwraak een maatschappelijk probleem.”

Zelfs jongeren die in Nederland geboren en getogen zijn, komen soms tot eergeweld, zegt Altuntas. „Zij kunnen niet zomaar loskomen van de diepgewortelde cultuur waarin het eergevoel van de man een prominente rol speelt. Er zijn figuren in dergelijke gemeenschappen die tegenover de buitenwacht de schijn wekken dat ze meewerken om het probleem van eerwraak aan te pakken, maar in eigen kring blijven vechten voor de instandhouding van de eigen cultuur.”

Altuntas meent dat beleidsmakers en justitie te weinig aandacht hebben voor de potentiële pleger van eergerelateerd geweld. „Lange tijd is er slechts aandacht geweest voor de slachtoffers. Begrijpelijk, want iedereen spreekt schande van zo’n misdaad. Over aanpak en preventie hoor je nauwelijks iemand.”

Eenzijdigheid

Eerwraakkenner dr. Clementine van Eck, auteur van het boek ”Door bloed gezuiverd” en geregeld getuige-deskundige in eerwraakzaken, vindt het verwijt van Altuntas aan het adres van politie en justitie niet terecht. „Politie en OM zijn erg alert op mogelijke eerwraak. Er is een landelijk expertisecentrum dat alle politiekorpsen bedient en dat regelmatig externe deskundigen inschakelt om te helpen bij het onderzoek naar een mogelijke eerwraakzaak”, aldus de antropologe. „Daarnaast heeft elk politiekorps agenten in dienst die speciaal belast zijn met eergerelateerd geweld. Zij moeten tijdig signaleren en het expertisecentrum inschakelen.”

Dat er nog steeds eerwraak plaatsheeft, valt niet altijd de politie te verwijten, meent Van Eck. „Veel slachtoffers durven geen aangifte of zelfs maar een melding te doen bij de politie. Daardoor kan ze niet op de hoogte zijn van een eerwraakkwestie.”

Van Eck bestrijdt bovendien de visie van Altuntas dat er in de maatschappij uitsluitend aandacht zou zijn voor het slachtoffer van eerwraak en te weinig voor de dader. „In de media wordt de dader als boeman neergezet. In de rechtszaal echter is er juist veel aandacht voor de dader. In urenlange verhoren heeft hij zijn mening kunnen geven. Het slachtoffer is dood en kan de stem niet verheffen. Om een eenzijdige kijk op de erekwestie te voorkomen, probeer ik als getuige-deskundige de casus juist ook van de kant van het slachtoffer te belichten. Dat is bovendien niet altijd een vrouw. Er zijn mannelijke slachtoffers die worden gedood door familieleden van een meisje of vrouw van wie hij de eer heeft geschonden.”

Verschuiving

Welzijnswerker Altuntas constateert een verschuiving in de toepassing van eergerelateerd geweld. Vaak wordt niet meer gekozen voor eerwraak, maar voor andere vormen van geweld, zoals psychische mishandeling. „Zo probeert men te voorkomen dat de dader een straf moet uitzitten. Psychische mishandeling is zeer lastig aantoonbaar en voor de dader betrekkelijk veilig. Hetzelfde geldt voor het verstoten uit de gemeenschap of iemand op religieuze gronden onder druk zetten. In al die fasen kun je nog een hoop ellende voorkomen. Bij de derde fase –eerwraak en dus moord– komt justitie om de hoek kijken. Op dat moment kun je voor slachtoffer en dader niet veel meer doen.”

Meer psychische mishandeling leidt tot minder eerwraakgeweld. Het is nog maar de vraag of dat een voordeel is, stelt Altuntas. „Iemand die mentaal wordt geknakt, heeft ook geen leven. De wond van een mes geneest sneller dan de wond van mentaal geweld.”


Eerwraak in Nederland

Eergerelateerd geweld kent vele verschijningsvormen waarvan eerwraak –moord– de meest ernstige is. Het Landelijke Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) is vraagbaak voor eerkwesties en doet ook onderzoek. Het is als zelfstandige eenheid ondergebracht bij het politiekorps Haaglanden. Instanties die het expertisecentrum kunnen raadplegen zijn onder meer de politiekorpsen, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de vrouwenopvang. Het centrum maakt analyses van eerwraakzaken en adviseert andere korpsen.

Betrouwbare cijfers over eerwraak in Nederland zijn er nauwelijks. Professionals herkennen eergeweld nog niet altijd en slachtoffers praten er liever niet over en doen weinig aangifte bij de politie. Het LEC EGG deed eerder een poging de problematiek te becijferen en concludeerde dat er in Nederland in 2007 bijna 500 meldingen van „mogelijke eerzaken” waren en dat er dertien doden vielen bij eerwraakmoorden. In 2008 ging het om 553 geregistreerde incidenten en 11 doden. In 2009 werden 445 eergerelateerde incidenten vastgelegd. Bij eerwraakmoorden vielen in dat jaar dertien doden.


Moord op Fatma Gürsel (1993)

Dr. Clementine van Eck rondde in november 2000 een promotieonderzoek af naar dertig strafdossiers van in Nederland gepleegde eerwraken. Fatma Gürsel is een van die slachtoffers bij wie soms onnavolgbare familieverhoudingen leidden tot haar dood.

Het meisje is het grootste deel van haar jeugd opgegroeid in Nederland. Op haar zestiende, in 1988, wordt ze uitgehuwelijkt in Turkije. Na een halfjaar komt ze tijdelijk naar Nederland, omdat haar man in Turkije zijn militaire dienstplicht moet vervullen. Eenmaal in Nederland blijkt dat ze helemaal niet terug wil naar Turkije en ze scheidt van haar man. Fatma blijft bij haar ouders in Nederland wonen.

Ruim vier jaar later loopt ze van huis weg naar Mustafa, haar Turkse vriend die ze in Nederland heeft leren kennen. Ze gaat met hem op een geheim adres in een andere stad wonen. Twee ooms van Fatma gaan praten met Mustafa en maken hem duidelijk dat hij zo spoedig mogelijk met het meisje moet trouwen. Tijdens dit gesprek vertelt Mustafa de ooms dat hij al getrouwd is en bovendien een kind heeft in Turkije. De familie Gürsel vindt dit moeilijk te accepteren, maar laat desondanks de huwelijksonderhandelingen doorgaan.

Als die nog in volle gang zijn, verlaat Fatma plotseling haar vriend Mustafa en trekt bij haar vriendin Emine in. De reden van haar vertrek is niet precies bekend, maar duidelijk is wel dat ze depressief werd omdat haar vader haar voortdurend dreigde met eerwraak. Mustafa wil niets meer met Fatma te maken hebben. Een vrouw die bij hem wegloopt bestaat voor hem niet meer, zo zegt hij.

Die nacht doet Fatma een mislukte zelfmoordpoging in het huis van haar vriendin Emine. De ambulance is net vertrokken naar het ziekenhuis als Mustafa toch weer op het toneel verschijnt, ondanks zijn eerdere uitlatingen dat hij niets meer van Fatma wil weten. Hij krijgt van Emine een afscheidsbrief, geschreven door Fatma. De man rijdt naar het ouderlijk huis van Fatma en praat op straat met haar oudere zus en de echtgenote van Fatma’s broer Ahmed. Daarna gaat hij naar het ziekenhuis en brengt de rest van de nacht door aan Fatma’s bed.

De volgende ochtend houden Fatma’s broer Ahmed en diens 29-jarige neef zich met een onbekende persoon op verdachte wijze op in de buurt van de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. ’s Middags verlaten Fatma en Mustafa het ziekenhuis. Op de parkeerplaats schiet Ahmed op zijn zus. Als ze op de grond ligt, vuurt hij nog enkele keren op zijn slachtoffer. Een verpleger snelt toe en wil eerste hulp verlenen. Ahmed geeft hiervoor geen toestemming. „Zij moet dood”, is zijn enige commentaar. Ahmed blijft naast zijn zus staan, rookt een sigaretje en wacht tot de politie hem komt arresteren. Hij krijgt een gevangenisstraf van tien jaar wegens moord.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer