„Voorzichtig met beroep op geweten”
DOORN – Een weigerambtenaar mag zich juridisch op het geweten beroepen. Maar daarbuiten, in de ethische discussie, moet hij zijn onaantastbaarheid prijsgeven en van overtuigingen spreken die voor discussie vatbaar zijn, vindt de Leidse ethicus prof. dr. G. G. de Kruijf.
De term gewetensbezwaar duidt vooral op een juridische context waarop bijvoorbeeld weigerambtenaren zich kunnen beroepen. Maar dat heeft volgens prof. De Kruijf niets te maken met een innerlijke overtuiging waarnaar iemand verwijst. Overigens vindt de Leidse ethicus wel dat de overheid principiële bezwaren tegen het homohuwelijk heeft te respecteren omdat deze gestempeld zijn door een geloofstraditie. „Dat betekent dat de overheid het bezwaar van een ambtenaar van de burgerlijke stand niet mag gelijkstellen aan het weigeren van werk.”
Prof. De Kruijf zei dit dinsdag in Doorn tijdens een bijeenkomst over een recent verschenen proefschrift van dr. P. Verbaan over het geweten. Dr. Verbaan ziet het geweten vooral in de relationele sfeer: als relatie met God, jezelf en de naaste. Het geweten is volgens hem een soort binnenruimte van de ziel. Het is iets onopgeefbaars, maar je kunt het met je verstand niet precies helder krijgen.
Volgens prof. De Kruijf is het geweten iets reëels. „Het is een moraal die tot innerlijke overtuiging wordt. We hebben in ieder geval allen ervaring met het kwade geweten. Een aanklager huist in ons en als we niet op zijn klop op ons hart antwoorden, gaat hij met fysiek geweld naar binnen. Geweten is een term die in de christelijke traditie staat voor een directe omgang met God. De mens heeft kennis van God en van goed en kwaad. Als je die lading eruit haalt, valt de spanning weg die in het begrip geweten zit.”
Prof. De Kruijf wil de werkelijkheid van directe, onbemiddelde kennis van God niet uitsluiten. „Normaal is echter de bemiddelde godskennis, dat wil zeggen de kennis die de mens van God ontvangt door de Bijbel en door Jezus. De Heilige Schrift is het criterium waaraan de mens het geweten moet toetsen. Dat maakt het geweten tot iets ondergeschikts. De ervaring van directe kennis van God kan ook misleidend zijn, omdat onze kennis door de zonde aangetast en eigenmachtig is.”
De Leidse ethicus vermoedde dat het dr. Verbaan uiteindelijk meer gaat om eerherstel voor mystiek en bevinding dan om geweten als innerlijke norm. „Dat pleidooi deel ik. De bevindelijke dimensie moet meer aangesproken worden in de theologie. Maar dat verdraagt zich mijns inziens moeilijk met de normatieve dimensie van het geweten.”