Mark Noll: Er ligt een mysterie in hart van ons bestaan
Mark Noll stelde ooit vast dat protestanten in de Verenigde Staten „schandalig weinig nadenken.” Bezinning op geloof en wetenschap is zwak ontwikkeld, vindt de gerenommeerde Amerikaanse historicus. Zijn jongste boek stuurt aan op een solide verbinding tussen beide, gebaseerd op het hart van het christelijk geloof.
Mark A. Noll zal altijd de man zijn van ”The Scandal of the Evangelical Mind” (”Het schandaal van het evangelicalisme”), een uiterst kritisch boek over de Amerikaanse christenheid, die zijn ziel verkocht zou hebben aan de populaire cultuur. Zijn boek, dat in 1994 verscheen, leidde tot verhitte debatten en zelfs open brieven gericht aan de auteur.
Nu, ruim vijftien jaar, lijken de felle discussies van destijds hem niet meer te beroeren. Sowieso maakt Noll niet de indruk een vechtersbaas te zijn. Hij leunt achterover in zijn bureaustoel, omringd door boekenkasten, stapels papers van studenten op het bureau en op de grond, en natuurlijk de nodige digitale elektronica.
Noll bezet momenteel een van de meest prestigieuze leerstoelen op zijn vakgebied, de geschiedenis van het christendom, aan de Notre Dame University. Vijf jaar geleden verruilde hij het protestantse universitaire bolwerk Wheaton College (vlak bij Chicago) voor de grootste rooms-katholieke universiteit ter wereld, gevestigd in South Bend, Indiana.
Toch is Noll nog altijd een reformatorische denker. Hij is lid van de Christian Reformed Church, een Amerikaans kerkverband van Nederlandse oorsprong, en kent zijn Nederlandse klassiekers.
„Wij hebben geen Abraham Kuyper gehad in Amerika”, zegt hij, „en dat is veelzeggend als we praten over geloof en wetenschap.” Met een glimlach doet hij een poging de kuyperiaanse uitdrukking ”kleyne luyden” uit te spreken, wat hem vrij aardig lukt. Het bestaan van het Reformatorisch Dagblad hoeft hem niet uitgelegd te worden. De ”Reformed Daily” – hij weet ervan. Tekenend voor deze wetenschapper, die breed rondkijkt in de wereld om zich heen. Op zijn boekenplanken valt veel te vinden over de kerken in Korea en China en tal van Zuid-Amerikaanse landen.
Nicea en Chalcedon
Zijn wijde blik op kerk en christenheid combineert Noll met een sterke focus op de kern. Dat wordt zichtbaar in zijn meest recente publicatie. Daarin schrijft hij over geloof en wetenschap, waarbij hij een fundament zoekt in de vroegchristelijke belijdenissen van Nicea (opgesteld in 325) en Chalcedon (opgesteld in 451). Het boek draagt een titel die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: ”Jesus and the Life of the Mind” – ”Jezus en het intellect”.
„De grote christelijke, oecumenische belijdenissen hebben een universele waarde”, legt de Amerikaanse kerkhistoricus uit. „Daarom zijn ze geschikt om als basis te dienen voor bezinning op vragen rond geloof en wetenschap. In mijn boek ontwerp ik een raamwerk, waar vakwetenschappers hopelijk mee aan de slag kunnen.”
Nolls boek valt te lezen als een vervolg op het genoemde ”The Scandal of the Evangelical Mind”. Waar hij in 1994 vooral analyseerde en kritiseerde, bouwt hij nu aan een doorwrochte visie voor christenwetenschappers. Noll: „Het boek is ontstaan in een reeks seminars over geloof en wetenschap, die ik organiseerde voor faculteitsleden aan Wheaton College. Deze mensen werken allemaal in een eigen vakdiscipline, wat voor variatie zorgt. Ook hun kerkelijke achtergrond is gevarieerd. Wheaton is een uitgesproken christelijke onderwijsinstelling, maar niet confessioneel gebonden. Er doceren calvinisten, arminianen, baptisten en anglicanen. Het lag niet voor de hand om het vertrekpunt te nemen in een specifieke christelijke filosoof als Dooyeweerd of een theoloog als Kuyper. Ik koos ervoor om naast een grondige oriëntatie op de Schrift de volle aandacht te geven aan de belijdenissen uit de Vroege Kerk. Gaandeweg bleken die belijdenissen een hecht fundament te bieden voor het beoefenen van wetenschap vanuit een christelijke identiteit. Ze zijn samenbindend voor uiteenlopende groepen christenen. Katholieken en protestanten erkennen de geldigheid van deze vroege belijdenissen. Ze zijn kort, maar rijk van inhoud.”
Schepper en Verlosser
Grote nadruk legt Noll in zijn boek op het geloof in de Schepper. God staat garant voor de geschapen orde. Wetenschap is mogelijk omdat dezelfde God Die de Schepper is van de natuurlijke wereld ook de Schepper is van de mens – en dus ook van diens verstandelijke vermogens, waarmee hij wetenschap bedrijft.
Toch is dit niet het hoofdpunt, legt de Amerikaanse hoogleraar uit. De kern ligt volgens hem in een combinatie van de twee centrale dogma’s van het christendom: God is Schepper van mens en wereld, maar Hij is ook de Verlosser. Noll: „Deze tweeheid zie je terug in de belijdenissen van de Vroege Kerk. Ze komt bovendien rechtstreeks voort uit het Nieuwe Testament, waar over Christus wordt gezegd dat Hij de scheppingsmiddelaar is –in de brief aan de Kolossensen– en dat door Hem de kosmos is gemaakt – zoals het evangelie naar Johannes duidelijk maakt. Dit betekent dat de leer aangaande de verlossing, die vooral in Nicea is verwoord, geen dikke streep zet door de schepping, als zou die waardeloos zijn. Integendeel: de verlossing is fundamenteel verbonden met de schepping. In de belijdenis van Chalcedon wordt uiteengezet dat het goddelijke en het natuurlijke een wonderlijke verbinding aangaan in de Persoon van Jezus Christus: Hij had twee naturen. De geestelijke en de natuurlijke werkelijkheid grijpen in elkaar, op een manier die ons verstand te boven gaat. Niettemin zou dit het uitgangspunt moeten zijn voor een christen die wetenschap beoefent.”
Veronderstelling
Wat Noll te berde brengt over de mogelijkheid van wetenschap bedrijven, heeft bredere betekenis. Er schuilt een veronderstelling in: dat een christen met een positieve blik naar de aardse werkelijkheid kan kijken, er studie van kan maken en ervan kan genieten. Dit is een omstreden kwestie voor ”evangelicals” in Amerika – en herkenbaar voor gereformeerden uit Nederland, weet Noll. Hij kreeg als kritiek te horen dat een christen wordt verlost úít deze wereld. „Wees daarom niet zo positief over het hier en nu, over wetenschap en cultuur”, schreef een predikant in een open brief. Deze wereld gaat immers voorbij!
Noll: „Daarmee ben ik het niet eens, op z’n minst gedeeltelijk niet. De geloofsbelijdenis van Nicea zegt dat Jezus voor ons mensen en voor ons behoud mens werd. Hij verscheen in de natuurlijke, materiële wereld. Dat houdt op z’n minst een positieve kwalificatie in voor de geschapen werkelijkheid, die Gods werk is. De wereld zoals wij die kennen is niet het ultieme en ook niet het definitieve van Gods handelen. De wereld waarin wij leven is in Gods ogen echter belangrijk. Wetenschappelijk onderzoek doen berust ten diepste op dit besef.”
Kan Noll zijn visie op dit punt ook Bijbels onderbouwen? Hij is geen exegeet, onderstreept hij, maar voelt zich geruggensteund door het eerste wonder dat Jezus verrichtte. „Hij veranderde water in wijn, met als doel dat het bruiloftsfeest voortgang kon vinden. Daarin schuilt een erkenning van de waarde van de aardse werkelijkheid. Misbruik van het materiële is mogelijk, ligt zelfs voor de hand gezien onze zondige natuur, maar dat sluit een goed gebruik niet uit. Nicea en Chalcedon bieden een evenwichtige visie.”
Bioloog
Een mooie gedachte: wetenschappers zijn werkzaam in een door God geschapen wereld en dit besef kan hen inspireren. Maar maakt dit idee daadwerkelijk verschil? Wat kan een bioloog die onderzoek doet naar haarvaten in de oren van een waterrat eigenlijk beginnen met Nicea en Chalcedon?
Noll: „Dit is een moeilijke vraag voor mij. Ik ben geen bioloog. Binnen elke vakdiscipline zouden christenwetenschappers moeten nadenken over het verband tussen hun geloof en het wetenschappelijk onderzoek. Zo hebben we dat ook gedaan bij de seminars op Wheaton College. Bovendien is het lastig om bij het onderzoek van de natuurlijke werkelijkheid verschil te maken als christenwetenschapper. Dat hoeft tot op zekere hoogte ook niet, omdat je in die vakdisciplines de werken van God rechtstreeks onderzoekt.”
Het is maar de vraag of je dit ook zo beleeft en erkent, geeft hij toe. Want de wonderen die de natuurwetenschap ontrafelt, leiden als het goed is tot „aanbidding van de Schepper en tot een nederig besef over onze capaciteiten er iets van te begrijpen.”
Als je werkzaam bent in de menswetenschappen of de geesteswetenschappen, zijn er meteen veel meer discussies, legt hij uit. „In de sociale wetenschappen kun je discussiëren over de vraag wat een goede overheid is. Om die vraag te beantwoorden zijn onderzoek en analyse nodig over de werking van democratieën en andere staatsvormen. Maar let op: als je iets ”goed” noemt, baseer je je op levensbeschouwelijke waarden. Dat speelt dus een rol in die vakwetenschap! Neutraliteit is hier onbestaanbaar, hoewel veel wetenschappers menen dat je ”objectief” zou moeten zijn. Ik denk dat dit niet zonder meer kan. Tegen christenwetenschappers zou ik willen zeggen: Wees je hiervan bewust en maak je eigen vooronderstellingen expliciet – en ook die van je collega’s.”
Secularisatie
Nog even terug naar de natuurwetenschappen, waar onderzoekers in Nolls optiek rechtsreeks de werken Gods bestuderen. Uitgerekend van déze wetenschappen wordt gezegd dat ze leiden tot secularisatie. Het christendom zou bakzeil hebben moeten halen, nu we „dankzij de wetenschap” weten hoe het universum in elkaar steekt. Noll: „Dat klopt, in de ogen van veel mensen zou natuurwetenschap het geloof tot een irrelevante bezigheid hebben verklaard. Ik meen dat dit niet het geval is, of in elk geval: dit effect hoeft wetenschap niet te hebben. De wetenschapper die dat beweert, overspeelt zijn hand.”
De hoogleraar aan Notre Dame University grijpt terug op de belijdenis van Chalcedon om te verhelderen wat hij bedoelt. In die belijdenis wordt van Christus gezegd dat Hij tegelijk mens én God is. Noll: „Een diep mysterie, dat echter een essentieel aspect van de natuurlijke werkelijkheid onthult. Wat wij voor ogen zien, heeft een natuurlijk verklaarbare, ofwel materiële kant, maar ook een ”andere” kant, een spirituele dimensie. In mijn boek leg ik dit uit als de fundamentele dubbelheid van de werkelijkheid. We zien dit in de aardse verschijning van Jezus; Zijn materiële lichaam was echt, zonder twijfel van dezelfde materie als onze lichamen. Maar daarmee is niet alles gezegd: Hij was tegelijk volledig God. Dit inzicht, dat in Chalcedon helder is verwoord, leidt tot bescheidenheid: als wij natuurwetten ontdekken, is daarmee toch niet alles gezegd.”
Brein
We maken de overstap naar de discussies over brein en geest – die ook in Amerika worden gevoerd, onder meer met atheïst Daniël Denett. Noll: „Ik zou mij niet bezorgd maken over neurologisch onderzoek dat uitwijst dat onze geest een resultaat is van het biologische brein. Ik zeg niet dat dit per se zo is, maar gesteld dat dit blijkt uit zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek, dan zou ik er in principe geen probleem mee hebben. Want de materiële werkelijkheid is geen fenomeen dat op zichzelf staat, weet ik met Chalcedon. Er bestaat ook een geestelijke werkelijkheid, die een eenheid vormt met het materiële – op een geheimenisvolle manier. Het ”natuurlijke” functioneren van onze geest sluit niet uit dat diezelfde geest de inwerking van de Geest kan ervaren.”
De hoogleraar vindt het dan ook onzinnig om te concluderen „dat wij ons brein zijn” en daarmee uit. „Want dan laat je de geestelijke dimensie buiten beeld, die ons mens-zijn evenzeer bepaalt. In navolging van Chalcedon erken ik dat het mens-zijn dimensies kent waarvan ik slechts bij benadering begrip kan krijgen. Er ligt een mysterie in het hart van ons bestaan. Dat besef zou elke wetenschapper nederig moeten houden.”
N.a.v.: Mark Noll, ”Jesus and the Life of the Mind”; Eerdmans Publishing Company, Grand Rapids; 180 blz.; $14,70.
Mark A. Noll
Mark A. Noll (1946) zit al lang in het vak: hij is vanaf 1975 werkzaam in universitaire functies op het terrein van de geschiedkunde. Kerkgeschiedenis is zijn specialisatie en daarbinnen heeft hij zijn sporen verdiend op het gebied van de Amerikaanse (en Canadese) christenheid. Titels van recente boeken van zijn hand maken dit duidelijk: ”America’s God, from Jonathan Edwards to Abraham Lincoln” (2002); ”The Rise of Evangelicalism: The Age of Edwards, Whitefield and the Wesleys” (2004); ”The Civil War as a Theological Crisis” (2006); ”Religion and American Politics: From the Colonial Period to the Present” (2007). Noll doceerde vanaf 1979 aan Wheaton College, dat hij in 2006 verruilde voor Notre Dame University. Voor zijn werk werd Noll vele malen gelauwerd – ook eenmaal in het Witte Huis, waar hij de ”National Endowment for the Humanities medal” ontving.