„Abortus is wel risicofactor voor latere borstkanker”
HILVERSUM – Abortus provocatus is een risicofactor voor borstkanker. Toch wordt dit door organisaties die zich bezighouden met borstkanker niet vermeld op hun lijstjes met risicofactoren waarop vrouwen moeten letten als ze borstkanker willen voorkomen.
Dat stelt de Stichting Schreeuw om Leven in een dezer dagen verspreid persbericht. Uit verschillende onderzoeken blijkt volgens de organisatie dat een (opgewekte) abortus een risicofactor vormt voor het krijgen van borstkanker. Bij een abortus van een eerste zwangerschap is het extra risico het hoogst.
„Vrouwen die een abortus overwegen, moeten hiervan op de hoogte worden gebracht. Zij hebben recht op alle informatie”, aldus directeur Bert Dorenbos van Schreeuw om Leven.
De organisatie heeft een brochure samengesteld over de relatie tussen borstkanker en abortus. Daarin wordt gewezen op de uitkomsten van diverse studies. Ook wordt erin uitgelegd waardoor het verhoogde risico op borstkanker na een abortus is te verklaren.
In de wetenschappelijke wereld bestaat overigens al twee decennia lang controverse over dit onderwerp. Daarbij gaat het vooral om de interpretatie van de gegevens en om de waarde die wordt toegekend aan bepaalde studies met uitsluiting van andere die van mindere kwaliteit zouden zijn.
Zo verscheen al in 1996 het samengevatte resultaat (meta-analyse) van 23 studies van het Centrum voor Biostatistiek en Epidemiologie van de universiteit van Pennsylvania. Uit achttien onderzoeken bleek een verband tussen borstkanker en een eerdere abortus. Vrouwen hadden na een abortus 30 procent meer kans op borstkanker dan vrouwen uit controlegroepen die geen abortus hadden ondergaan, aldus de statistici. Deze conclusies werden met instemming begroet door de prolifebeweging.
Veel vrouwenartsen en oncologen wijzen echter naar een andere meta-analyse van voor een deel dezelfde studies uitgevoerd door de universiteit van Oxford en gepubliceerd in The Lancet in 2004. Daarin werd geen verband aangetoond tussen abortus en borstkanker. Deze conclusies werden omhelsd door de pro-abortusbeweging en bekritiseerd door de prolifebeweging.
Die kritiek snijdt overigens wel hout. De Britse onderzoekers sloten een groot aantal onderzoeken uit waarin aan vrouwen met en zonder borstkanker was gevraagd of ze in het verleden een abortus hadden ondergaan. Dergelijke ”retrospectieve studies” waren volgens de onderzoekers onbetrouwbaar. Gezonde vrouwen uit de controlegroepen zouden vaker een abortus ontkennen dan vrouwen met borstkanker, wat zou leiden tot vertekende resultaten.
Volgens de critici hebben de onderzoekers daarmee bewust studies uitgesloten om naar een gewenste uitkomst toe te werken. De resultaten van de Oxfordse groep worden sinds die tijd gezien als het definitieve antwoord op de vraag of er een verband is tussen abortus en borstkanker.
De critici wijzen er echter op dat er andere studies bestaan waaruit blijkt dat gezonde vrouwen helemaal niet liegen over een abortus en dat deze veronderstelling dus onjuist is.
Een belangrijke stem in het debat is die van borstkankerspecialist prof. dr. Joel Brind, verbonden aan de City University en directeur van het Breast Cancer Prevention Institute, beide in New York. Hij stelde in 2005 op grond van een eigen overzichtsstudie dat er zeker wel sprake is van een verhoogd risico op borstkanker na abortus, maar dat dit systematisch wordt ontkend.