Nederland moet probleem van staatloosheid serieus gaan aanpakken
Het is tijd dat Nederland het probleem van staatloosheid erkent, en de ruim 2000 mensen die hier staatloos zijn een procedure aanbiedt om op den duur staatsburgerschap te verwerven, betoogt dr. Laura van Waas.
De problematiek van vluchtelingen is bekend. Met staatloosheid worden we echter nauwelijks geconfronteerd. In september wel, toen het gegoede echtpaar Igor en Galina, afkomstig uit de voormalige Sovjet-Unie, via televisieprogramma VARA Ombudsman hulp zocht bij het verkrijgen van een verblijfsstatus. Dat deden zij tevergeefs via de asielprocedure, omdat er voor staatlozen geen gerichte procedure is om rechtmatig verblijf –of zelfs erkenning van staatloosheid– te verkrijgen in Nederland. Maar ergens anders kunnen zij ook niet terecht. Zo kan er een pingpongeffect ontstaan tussen landen, met staatlozen als machteloze slachtoffers.
Naar schatting zijn er wereldwijd 12 miljoen staatlozen – van wie enkele duizenden in Nederland. Zelfs de meest vanzelfsprekende zaken, zoals naar school gaan of naar de dokter, een baan vinden of trouwen met je geliefde, kunnen zonder burgerschap onmogelijk worden. Bovendien hebben staatlozen geen enkele zekerheid. Wie geen nationaliteit heeft, kan worden verjaagd, en kan vervolgens nergens terecht.
Staatloosheid wordt vaak als een politiek gevoelig onderwerp ervaren. Wie burgerschap verkrijgt, heeft rechten en is ”een van ons”. Mensen aan wie geen nationaliteit toekomt, kunnen daarentegen op geen enkele steun rekenen en kunnen door het ‘eigen’ land worden uitgezet.
Tegelijk is nationaliteit ook anderszins politiek. Het ontnemen van staatsburgerschap blijkt vaak een eerste stap naar de schending van mensenrechten en zelfs ontmenselijking. Een politiek wapen dat vaak en nog altijd wordt ingezet om tegenstanders van een regime geen kans te bieden.
Verjaardag
Kort na de Tweede Wereldoorlog stond staatloosheid hoog op de politieke agenda. Vanwege de enorme humanitaire crisis van denationalisatie en ontheemding werden er afspraken gemaakt, neergelegd in het Verdrag inzake de Status van Staatlozen (1954) en het Verdrag tot Beperking van Staatloosheid (1961). Met deze verdragen is in vele landen, ook Nederland, vijf decennia lang echter niets gedaan. De Koude Oorlog en andere belangrijkere zaken vroegen de aandacht; vluchtelingen moesten worden opgevangen, wereldhonger bestreden. Dat vluchtelingenstromen op gang kwamen juist doordat grote groepen staatloos waren geworden, zoals eind jaren 80 in Irak, Birma en Mauritanië, besefte men pas later.
Tegen de eeuwwisseling werd de internationale gemeenschap wakker geschud, toen tienduizenden mensen staatloos werden door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en Joegoslavië. Toen werd duidelijk dat er een onmiskenbaar verband is tussen staatloosheid en diverse internationale vraagstukken, zoals burgeroorlogen, gedwongen migratie en internationale conflicten. Daardoor begint de ernst van het probleem echt door te dringen.
Dit jaar wordt de vijftigste verjaardag ‘gevierd’ van het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid en de UNHCR, de VN-organisatie die niet alleen voor de vluchtelingen moet opkomen maar ook voor de staatlozen, lanceerde in augustus een grootse mediacampagne. De urgentie waarmee deze problematiek vandaag de dag wordt aangekaart kan voorlopig tot geen andere conclusie leiden dan dat het Verdrag tot Beperking der Staatloosheid tot dusver heeft gefaald. Een mooie verdragstekst is onvoldoende, het verdrag moet ook tot leven komen en nageleefd worden.
Voor nationaliteitsvraagstukken is er anno 2011 meer aandacht. In Nederland en andere Europese landen wordt discussie gevoerd over de wenselijkheid van dubbele nationaliteit, de vereisten voor naturalisatie en de mogelijkheid tot het ontnemen van de nationaliteit aan terroristen en veroordeelde criminelen. Elders gaat het eerder over de toekenning van nationaliteitsrechten; aan vrouwen, nomadische volken, arbeidsmigranten.
Debat
Maar duidelijk is dat het beleid dat staten voeren op het gebied van staatsburgerschap steeds meer onderworpen is aan internationaal debat en aan het internationaal recht. Daarmee breken er ook nieuwe kansen aan om na vijftig jaar het doel van het verdrag na te leven en staatloosheid in Nederland uit te bannen.
Het is te hopen voor toekomstige Igors en Galina’s, en de overige duizenden staatlozen in Nederland, dat Nederland staatloosheid serieus gaat aanpakken. Misschien is het begin daar. In Nederland verschijnt later dit jaar een UNHCR-rapport over staatloosheid. Dat moet leiden tot een debat over hoe ons nationaal rechtstelsel omgaat met deze problematiek. Hard nodig, want het wordt tijd dat Nederland zijn verdragsverplichtingen naleeft.
De auteur was jaren werkzaam bij de UNHCR. Momenteel is zij verbonden aan Tilburg University als senior onderzoeker en manager van het Statelessness Programme.