Toegang
Rom. 5:2
„Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan”
Zo leert ons de ervaring: het blijft niet altijd, wat wij gehoord hebben. Wij weten het wel en prediken het de hele week, maar toch raakt het ternauwernood ons hart. Dikwijls heeft men een goede gedachte, maar ogenblikkelijk verdwijnt zij weer. Daarom zegt de apostel hier dat, wanneer zulke goede gedachten van ons wijken, wij een zekere toegang tot God hebben, zodat wij Hem bidden mogen weer tot ons te willen komen en ons niet te laten wegzinken.
Na zijn val heeft Petrus dat erkend. Toen hij de Heere verloochend had, werd hij weer verkwikt door het Woord, dat Christus sprak: „Ik heb voor u gebeden.” Toen smaakte Petrus hoe vriendelijk de Heere was, daar Hij hem de schandelijke zonde van lastering en verloochening der waarheid, waarmee hij Christus verloochend had, vergaf.
Maarten Luther, kerkhervormer in Duitsland (uitgesproken in 1537)