Busser en Schröder schreven samen ruim 300 boeken
In veel jonge gezinnen hebben de boeken van Marianne Busser en Ron Schröder een plekje veroverd. Over Liselotje, koning Bobbel, Pietertje Pet; het echtpaar schreef er inmiddels meer dan 300. „In onze boeken gebeurt veel stouts, maar we geven ook normen en waarden door.”
Enthousiast toont Marianne Busser de monumentale woning in het centrum van Culemborg waar zij en haar man nog maar kort wonen. Overal in het huis witgetinte meubels en Engels aandoende bloemmotieven. De keuken, de logeerkamer, het dakterras en zelfs de badkamer passeren de revue.
Natuurlijk ook de ruime werkkamer met twee identieke withouten bureaus naast elkaar. In de kasten keurige rijen ordners vol brieven van lezers –allemaal beantwoord– en even keurige mappen met administratie. „Heerlijk toch”, zegt Busser. En Schröder: „In ons vorige huis lag overal wel iets wat met ons werk had te maken.” Lachend: „Zelfs achter de onderbroeken.” Busser: „We hebben het echt nodig, de ruimte.”
In de ernaast gelegen spreekkamer geven ze interviews en voeren ze gesprekken met hun uitgevers – onder meer Zwijsen, want ze schrijven ook veel voor de educatieve hoek. De witte planken van de boekenkasten steken af tegen de kleurrijke kaften: van zo’n beetje elk zelfgeschreven boek een rijtje presentexemplaren. In het midden een grote tafel, die binnen de kortste keren bezaaid ligt met eigen werk.
Driehonderdeen
Busser illustreert veel van haar uitspraken met een verhaal. Ze heeft duidelijk veel plezier in het vertellen over en voorlezen uit de creaties van haar man en haar. Soms is ze de clou van een verhaal vergeten – wat wil je, met zo’n oeuvre. „Even zoeken, wat gebeurt er ook alweer?” Ze moet bij voorbaat lachen.
Het tempo van Marianne Busser en Ron Schröder (beiden 53) is haast niet bij te houden. Zo jubileren ze vanwege hun driehonderdste boek –”Feestelijke verhaaltjes voor het slapengaan”– zo ligt hun driehonderdeerste exemplaar alweer op tafel: ”Het grote sprookjesboek voor groot en klein”. „Driehonderd boeken, ik vind het zelf ook wel een beetje gek”, zegt Busser. „Je zou het haast niet geloven”, zegt Schröder.
Busser heeft veel geschreven voor tijdschriften, Schröder maakte onder meer cabaretteksten, en samen schreven ze verhalen voor het televisieprogramma Sesamstraat. Ze leerden elkaar kennen op de redactievloer van de NOS. In 1996 waagden ze de sprong en zegden ze hun banen op. De beslissing pakte goed uit. „We hebben nu al contracten liggen tot eind 2013”, aldus Schröder. „We hebben voor die boeken alleen nog maar de titels bedacht. Nu zijn we bezig met ”Hollandse verhaaltjes voor het slapengaan”. Wil je het omslag zien?” Koning Bobbel en de koningin –typisch werk van illustrator Dagmar Stam– buigen zich voorover en geven elkaar een zoen. Het bekende Hollandse plaatje, maar net anders. „Leuk, hè?” zegt Busser.
De titel is klaar, zelfs de omslagen voor een Chinese en een Engelse versie; de rest komt dan vanzelf? „Dat mag je best zeggen”, reageert Schröder. „Het is alleen niet zo. We hebben een idee, daarna is het net als wanneer je een sinterklaasgedicht schrijft: je moet zoeken, proberen. Het is een ambacht. We hebben eigenlijk gewoon een bedrijfje.” Busser: „We gooien ook veel weg. Ja hoor. We hebben wel het dubbele geschreven.”
Veel stouts
Talloze personages zijn aan het brein van het tweetal ontsproten. De viezerdjes, prinsesje Liselotje, Kobus en Kwak, het mannenkoor, Daan en Doortje, Jan en Noortje – het is maar een greep. Ze keren in veel boeken steeds weer terug. Vaak in een vaste volgorde. „Dat zíén kinderen, hoor”, zegt Busser vol overtuiging.
In alle verhalen spelen humor en ondeugd de boventoon. „Dat is toch ook het leukst?” zegt de mannelijke helft van het echtpaar. „In onze boeken zit veel stouts, maar we geven zeker ook normen en waarden door.” Busser pakt ”Het grote Pietertje Pet boek”. „Pietertje is een heel ondeugend jongetje, maar wordt wel gecorrigeerd. „Pietertje… zó gaat dat niet!” klinkt het steeds.”
Busser en Schröder wijzen op het A4’tje met uitgangspunten dat ze voor zichzelf hebben opgesteld. Hun boeken moeten –onder meer– veilig zijn, aandacht geven aan sociaal-emotionele thema’s, gaan van A naar B zonder onnodige uitweidingen én moeten normen en waarden overbrengen. „We vinden het bijvoorbeeld ook belangrijk dat een ouder iemand wel eens excuus aanbiedt aan een kind. Kinderen moeten niet alleen beleefd zijn tegen ouderen, ook andersom.” Schröder: „We leggen zo’n moraal er niet heel bewust in, het gaat vanzelf.” Busser: „Het blijven geestige verhalen, hoor.”
Samenwerken
Neem de bundels over koning Bobbel en zijn vrouw. Busser: „Hij en zijn vrouw zijn een beetje raar. De Bobbels gedragen zich op een heel naïeve, kinderlijke manier. Het is natuurlijk extra leuk als een volwassene gekke dingen doet en zeker als het om een koning gaat. De lakei is eigenlijk de ouderfiguur die hen terechtwijst. Wat het heel raar maakt, is dat de koning als hij zijn zin wil krijgen kan zeggen: „Maar ík ben de koning!”” Zijn de Bobbels, over wie zowel het eerste als het driehonderdste boek gaat, favoriet? Dat kun je niet zeggen, vindt Busser. Ze springen er wel uit, zegt Schröder.
Zijn ze elkaar niet zat, na zo veel samenwerken? „Nee, samen schrijven is juist ontzettend fijn”, zegt Busser. „We kunnen heel goed samenwerken. We lezen elkaar onze teksten voor, dan horen we of de zinnen goed lopen.” Schröder: „Als we een goed idee hebben, is het ontzettend leuk.” Busser: „Ja, dan is het echt wel eens gieren en brullen tijdens het schrijven.”
De andere Busser en Schröder
Ook al zijn Busser en Schröder vooral bekend van hun voorleesverhalen – ze hebben meer kanten. „Heel veel mensen weten niet dat we een kinderbijbel hebben gemaakt”, zegt Busser al tijdens het inleidende telefoongesprek. „Juist daarom vind ik het zo leuk dat jullie krant ons wil interviewen. We zijn allebei gereformeerd opgevoed en zijn dat nu nog.”
De kinderbijbel is het allermoeilijkste wat ze ooit hebben gedaan, vindt het echtpaar. Busser: „Vooraf dachten we: Wat heerlijk, eindelijk eens een boek dat we niet zelf hoeven te bedenken. Maar het viel zo verschrikkelijk tegen.” Schröder: „Je gaat vrij ingewikkelde verhalen vertellen aan een heel jonge doelgroep. Maar we wilden wel de essentie behouden. We hebben een dominee die we goed kennen, Pieter van Winden, gevraagd ons te helpen. Als hij er niet was geweest, hadden we het project waarschijnlijk niet afgemaakt.”
Het schrijversechtpaar wil verhalen doorgeven. Niet meer en niet minder, zegt Schröder. „We maken bijvoorbeeld van Judas geen karikatuur van alles wat slecht is.” Busser: „Het moet ook niet al te gruwelijk zijn, dat willen we in onze sprookjesboeken trouwens ook niet. Judas’ zelfmoord hebben we dus niet met zoveel woorden beschreven. We hebben verteld dat hij heel verdrietig was en niet meer wilde leven. Een belerende kinderbijbel –o, o o, wat is dat een slechte koning– vinden we niets.”
Het duo werkt graag mee om de kloof te dichten tussen de christelijke kinderboekenwereld en de algemene markt. Zo schreef het in 2002 een actieboek voor de Christelijke Kinderboekenmaand, ”De ark van Noach”. Ook schrijft het jaarlijks liedteksten voor de actie-cd die tijdens die maand verschijnt. „Zodra het thema van de Kinderboekenweek bekend is, wagen we altijd een gokje wat het thema voor de Christelijke Kinderboekenmaand zal worden, omdat dat er altijd bij aansluit. Dit jaar maakten we rond het thema Lef een liedje over Luther. Toevallig bleek later dat ook een van de actieboeken over hem ging.”